IN MEMORIAM TOON VAN HEUSDEN
* 17 maart 1910  -  † 14 augustus 1993

uitgebreide versie van een tijdens de avondwake op 17 augustus 1993
door Cees van der Pluijm uitgesproken herdenkingswoord


Natuurlijk is er droefenis. Droefenis om iemand die er niet meer is, iemand die we zullen missen. Maar de blijdschap overheerst. Blijdschap om wat er geweest is, om alles wat we hebben meegemaakt met Toon van Heusden, om de man die hij was en om de manier waarop hij er was.

Vooral in de wijze waarop Toon zich manifesteerde, zal hij bij velen blijven voortleven. Toon was niet altijd een gemakkelijke man: hij was fel, overgevoelig, kritisch, ongeduldig, en eigenzinnig; geen man bij wie het intellectuele en het rationele overheersten. Toon was een emotioneel mens, die leefde vanuit zijn hart. En van daaruit wist hij zijn keuzes te maken. Keuzes gebaseerd op vriendschap, rechtvaardigheid en trouw, maar het meeste van deze was de vriendschap.

Toon was een felle mens. Hij maakte niet alleen zijn keuzes, hij maakte ze ook op een niet mis te verstane wijze duidelijk. Het was helemaal niet zo moeilijk om ruzie met hem te krijgen, en kerkelijke en wereldlijke autoriteiten die zich minder lieten leiden door vriendschap, rechtvaardigheid en trouw dan Toon welgevallig was, bleven daar niet onkundig van. Toon had het vermogen om met grote kracht zijn eigen koers te varen. Hij durfde zijn nek uit te steken, maakte zich soms behoorlijk giftig, kon over de schreef gaan zelfs, maar hij wist waarvoor hij het deed; trouw, vriendschap en rechtvaardigheid.

Toon stelde vriendschap boven traditie. Hij verkoos de mens boven het instituut, de levende ziel boven de papieren wet. En daarin was hij trouw en ondubbelzinnig. Als mijn vriend Rob en ik destijds na een avond praten en lachen op Toons kamer afscheid van hem namen, omhelsde hij ons en zei hij steevast: "Maak elkaar gelukkig, mensen; maak elkaar gelukkig", en altijd weer streden daarin zijn oprechte verlangen ons gelukkig te zien en een duidelijke melancholie, voortkomend uit het besef dat die soort geluk hem niet beschoren was, om de voorrang.

Zo trouw als Toon was aan zijn vrienden, zo trouw was hij aan zijn Kerk en zijn eens gegeven woord, mits die Kerk hem en zijn vrienden niet in de kou liet staan. En als ze dat wel deed, schudde hij van binnenuit aan de pilaren, meer dan menigeen lief was, maar altijd zonder de fundamenten aan te tasten. Ook dat hoorde bij trouw.

Toon was trouw in het grote en in het kleine. Zelfs toen hij al zeer moeilijk liep, verscheen hij waar hij kon op bijeenkomsten van de homo-/lesbische beweging. Er gingen weinig verjaardagen voorbij zonder een kaart van Toon, en wie een beroep op hem deed, al was het midden in de nacht, kreeg een willig oor, en desgewenst een borrel en een sigaar.

Toons betekenis voor de homo-/lesbische beweging kan nauwelijks overschat worden. Niet alleen heeft hij veel losgemaakt onder pastores van allerlei gezindten, heeft hij bijna vijfentwintig jaar jan en alleman zonder aanzien des persoons op een zeer persoonlijke wijze opgevangen en bijgestaan (en het maakte inderdaad niet uit of je nou geloofde of niet), maar ook heeft hij zijn sporen in de beweging nagelaten door zich te manifesteren waar dat nodig was, door zijn eigen persoon daarbij niet buiten schot te laten, en door een belangrijke rol te spelen in bij voorbeeld de totstandkoming van Villa Lila, een uniek homo-/lesbisch sociaal-cultureel centrum.

En dan zwijg ik in deze volstrekt onvolledige opsomming nog van de duizenden voorlichtingen die Toon gegeven heeft. Het waren vooral de plattelandsvrouwen die daarvan geprofiteerd hebben, van de Achterhoek tot de Betuwe, in Utrecht, Brabant en Overijssel, tot aan Friesland toe.
In de ruim vijftien jaar dat ik vele tientallen malen (en er waren er meer die hem als sprekende voorbeelden vergezelden) met Toon mee op voorlichting ben gegaan, heb ik een grote ommekeer mogen waarnemen in de reacties op het verschijnsel homoseksualiteit. Van skepsis en onwennigheid in de jaren zeventig veranderde de houding van het publiek in ontvankelijkheid en begrip in de jaren tachtig. We hoeven het niet in zijn geheel op Toons rekening te schrijven, maar hij heeft er op zijn manier heel wat toe bijgedragen dat de Nederlandse samenleving de afgelopen twintig jaar een aanzienlijke mentaliteitsverandering heeft ondergaan als het om homoseksualiteit gaat.

En nogmaals, het waren vaak niet zijn rationele argumenten of zijn wetenschappelijke inzicht die dat teweeg brachten. Zoals zoveel pioniers werd ook Toon enigszins het slachtoffer van de wet op de remmende voorsprong. Toon heeft twintig jaar kunnen rondreizen met ideeën uit de jaren zestig, die alleen bij de tijd bleven omdat Toons integriteit en zijn gedrevenheid niet verflauwden. Met het gezag van zijn priesterschap en de humor van zijn gretig levende persoonlijkheid benaderde Toon zijn plattelandsvrouwen, hoe verbaasd ze, vooral in de beginjaren, ook waren dat een geestelijke, een priester nog wel, zich zo tussen al die homo's durfde te begeven. "Maar pater, denk'n de mens'n dan niet dat u zelf ook zo bent?"

Na verloop van jaren maakte Toon geen geheim meer van zijn eigen voorkeur, waar hij zich pas tijdens de periode van zijn homopastoraat bewust van werd. Hij liet ook zien dat vriendschap, zij het voor hem zonder seks, gepaard kon gaan met een aanstekelijk gesavoureerde lichamelijkheid. "Vroeger mochten wij priesters alleen kussen wat koud was en niet terugkuste," hield Toon zijn dames voor, "zoals de altaarsteen. Maar nu haal ik mijn schade wel in!" En als hij daarop zijn bekende hoge lach liet schallen, had hij gegarandeerd zo'n zaal plat.
In de beste jaren was die voorlichting een soort reizend cabaret: de grappen waren in de
praktijk getoetst en werden goed getimed geplaatst. Toon wist wantrouwen, kilte en onbegrip om te zetten in verontwaardiging, warmte en betrokkenheid, en hij schuwde daarbij geen enkel effect. Maar hij ging nooit te ver, bleef trouw aan zijn uitgangspunten, hamerde op het aambeeld van de rechtvaardigheid en verkondigde de liefde die vriendschap heet met inzet van heel zijn warmkloppende hart.

Maar laten we wel wezen, Toon was geen heilige. Weliswaar kreeg je alleen ruzie met hem als je datgene te na kwam wat hij ten diepste als waardevol en onaantastbaar beschouwde, en was hij altijd bereid om het af te drinken, maar toch. Nee, hij was geen heilige, al moeten we in de nabije toekomst een paar kleinere wonderen niet uitsluiten, zeker niet van iemand die er tijdens zijn leven al diverse tot stand gebracht heeft. Maar laten we die zaligverklaring toch nog maar even uitstellen.

Een van de dingen die mij, en naar ik begreep veel mensen in de homo-/lesbische beweging desalniettemin goed gedaan hebben, is de ridderorde die Toon op 29 april van dit jaar namens H.M. de Koningin kreeg uitgereikt. Ik geloof dat het hemzelf niet eens zoveel zei, maar mij ontroerde het. Op éen van de vele foto's die An Stalpers die dag maakte, zien we hoe Toon de versierselen opgespeld krijgt door de burgemeester van Groesbeek. De man staat wat onhandig te frunniken en Toon kijkt ernstig maar onthecht voor zich uit. Voor hem hoefde het niet zo, dat ridderschap. Het was ook niet nieuw voor hem. Ik denk dat hij voor zijn gevoel al lang ridder was, en dat Hare Majesteit dat hooguit bevestigde; Toon wist ook wel wat hij waard was.
Ik vond het wel kenmerkend dat hij in zijn drieregelige dankwoord alleen nog wenste op te merken dat hij deze onderscheiding accepteerde, mede uit naam van de dominees Klamer en Brussaard. Daar kon geen koninklijk protocol tegenop.

Toon van Heusden zal niet gauw vergeten worden. Door zijn moed, door zijn inzet en vooral door de vreugde die hij met zich meebracht. Met Toon kon je lachen. Met Toon móest je lachen; hij had zelfs de kardinaal nog tot schateren kunnen verleiden, als hij dat gewild had.
Maar laten we ook niet vergeten dat Toon diep ernstig kon zijn. Hij leed met de mensen die hun lijden bij hem brachten. Hij kon zich eenzaam voelen in wat hij miste door datgene waar hij vrijwillig afstand van gedaan had. En de laatste maanden heeft hij ernstig geleden onder de aftakeling en de afhankelijkheid die zijn ziekte met zich meebracht. Toon was niet alleen overgevoelig en ongeduldig, hij was ook een autonome mens die de waardigheid die hij zijn leven lang gewend was geweest, noodgedwongen moest inleveren. En dat kon hij slecht verdragen. Gelukkig waren er permanent veel vrienden die een fractie konden terugdoen van wat Toon voor zovelen gedaan heeft. Zo brengt de vriendschap vriendschap voort.

Toon hield erg van het werk van de schrijver Gerard Reve, die hem ooit, in een speciale opdracht, betitelde als "de tegennatuurlijke regenmaker". In het werk van Reve is een van de centrale thema's dat van de verlossing. Toen Toon stierf, kon ik me niet aan de indruk onttrekken dat hij verlost werd. Hij ging met tegenzin weg van ons - tweeëneenhalve week geleden verzette hij zich nog tegen de gedachte aan zijn dood - maar voor de droefenis van zijn neergang, van zijn ouderdom en zijn geestelijke en lichamelijke lijden, was de dood wel degelijk een verlossing. Daarom wil ik graag afsluiten met een gedicht van Gerard Reve, uit de Geestelijke liederen in de bundel Nader tot U. Het heet:


"EIND GOED, AL GOED".

Mijn as wordt begraven op het kerkhof te Greonterp.
De mensen die komen kijken, krijgen met onbekrompen maat te drinken,
de kinderen ook, dat staat geschreven.
Er komt een houten kruis, waarop te lezen valt:
GOD IS DE LIEFDE, verder niks.
Dan komt de harmonie, en speelt een lied,
langzaam en vroom, met veel koper.
Als er wel wolken maar geen wind is wordt de hemel
een sluier van stilte,
er daalt iets neer dat veel lijkt op geluk.

[uit: Gerard Reve, Nader tot U, Amsterdam 1966]


Ik geloof niet dat ik nog tot de echte gelovigen gerekend moet worden, maar éen ding weet ik zeker: als er een hemel bestaat, dan zit Toon d'r nu in.

 

| index | inhoud | ten geleide | vorige preek | volgende preek |