OVER DE NIJMEEGSE POLITIE NIETS DAN GOEDS

causerie bij de presentatie van het evaluatierapport "Geschopt, gepakt, geslagen?" op donderdag 26 september 1991 in de Trêveszaal van het Stadhuis van de gemeente Nijmegen


Dames en heren,
                             de politie heeft in het algemeen geen goede naam als het gaat om haar verhouding met het verschijnsel homoseksualiteit. Maar laten we eerlijk zijn, aan een groot deel van de Nijmeegse politie zal het niet liggen. Natuurlijk, ook zij (jawel, de politie is vrouwelijk, taalkundig althans) ook zij heeft een verleden van homovervolging in de meest letterlijke zin achter de rug, net als haar overige collega's in dit land, tot ver in de jaren zestig zelfs, conform datgene wat de wetgever hand in hand met het zogeheten "gezonde volksverstand" voorschreef of wenselijk achtte.
Wie tien jaar geleden had voorspeld dat op een dag in, laten we zeggen 1989, twee agenten van de Nijmeegse politie op ontmoetingsplaatsen voor homoseksuelen zouden gaan proberen contact te leggen met daar rondstruinende homo's, teneinde op die manier informatie te krijgen over antihomoseksueel geweld en de reacties daarop van potentiële dan wel feitelijke slachtoffers, was rijp bevonden voor opname. En, laten we nog eens eerlijk zijn, kunt u het zich voorstellen? Twee jonge, goedgebouwde en -getrainde agenten, die in een grijze regenjas en met een gleufhoed door het Goffertpark banjeren om de eerste de beste nietsvermoedende voorbijganger aan te spreken met: "Heeft u misschien een vuurtje voor me?" Of, ook altijd een goeie: "Weet u misschien hoe laat het is?" Nou, ik zou het wel geweten hebben, hoe laat het was. Er gaan geruchten dat éen van de agenten zich eens in zijn zenuwen in zijn openingszin vergist heeft en met een schalkse knipoog aan een parkbezoeker heeft gevraagd: "Wil je iets van me drinken?", waarop zijn slachtoffer een even klassieke, maar iets minder misplaatste voltreffer lanceerde met: "Voor het eerst hier vanavond?"
Nee, zo is het natuurlijk niet gegaan. De betreffende agenten zijn aanvankelijk in uniform en met de auto in de Goffert gaan rijden, lieten automobilisten stoppen, deelden visitekaartjes uit en vertelden wat de bedoeling van hun aanwezigheid was. Later zijn ze ook in vrijetijdskleding en te voet het park ingegaan, omdat zo'n uniform, zoals mij werd gezegd, "wel eens wat frictie opleverde". Met mensen in gesprek komen, bleek niet moeilijk: "Je wordt gewoon aangesproken, dat is daar heel gebruikelijk" en in totaal hebben ze meer dan 300 kaartjes uitgedeeld! (Overigens ben ik natuurlijk zeer nieuwsgierig naar de vraag hoe ze die twee nou geselecteerd hebben voor deze klus. Zouden het vrijwilligers zijn geweest? Of zouden ze geloot hebben? Of zou Bert Huurman ze persoonlijk op hun uiterlijk hebben geselecteerd? Stel je voor dat éen van de twee het er leuk gevonden zou hebben, dat kon niet de bedoeling zijn! Maar ja, je stuurt daar natuurlijk niet je lelijkste en je in alle opzichten meest horkerige dienders op af. Hoewel, als het erom ging geen argwaan te wekken...

Hoe dan ook, de Nijmeegse politie heeft de afgelopen jaren alles in het werk gesteld om een ander gezicht te laten zien. Over het beeld dat er "op de werkvloer" bestaat van homoseksuelen, kunnen de vrijwilligers die de agenten hebben getraind en voorgelicht zonder twijfel nog smakelijke verhalen vertellen. En helaas geldt ook voor de politie dat een organisatie zo sterk is als haar zwakste schakel.
Zo las ik gisteren bij toeval nog in het laatste nummer van de inmiddels ter ziele gegane Mannenkrant (nr. 28, 1991) de opvatting van een Amsterdamse (geen Nijmeegse dus!) politieman over autoriteit: "Stel je geeft iemand een verbaal voor te hard rijden. Hoe duidelijker jij op dat moment bent hoe meer die persoon dat zal accepteren. En ik denk ook hoe meer respect hij zal overhouden voor de politie. 'Ja het is die vent zijn werk en ik ben gewoon de pineut, klaar'. Terwijl als de mensen met een soort mietje te maken krijgen die hele verhalen gaat ophangen, ik denk niet dat goed is. Je moet toch een beetje van jezelf overtuigd zijn. Dat wordt vaak voor macho versleten."
Mietjes zijn dus types die hele verhalen ophangen en niet van zichzelf overtuigd zijn. Nou, die kan ik in mijn zak steken.
Met veel genoegen herinner ik me hoe ik zelf eens, achter de schermen van het Bureau Muntweg (pardon: district Midden, bedoel ik natuurlijk) het relaas hoorde van twee agenten die, geloof ik, op huisbezoek moesten bij iemand die o.a. een fles reukwater naar iemand anders' hoofd had gegooid. Gierend van de lach vertelden de dienstdoenden hoe ze de meer dan welriekende woning waren binnengekomen, en ik citeer: "Het stonk er zo, het leek wel een nichtenkit!"
Homoseksuelen hangen dus hele verhalen op, zijn niet van zichzelf overtuigd en ruften bovenmate naar Chanel numméro 5. Het is maar dat we het weten. En dan hebben we het alleen nog maar over homoseksuele mannen...

Hoe die beeldvorming ook moge wezen, en hoe die ook moge veranderen, wezenlijk is zij naar mijn idee niet. Zij behoeft althans een goed functioneren van de politie niet in de weg te staan. Essentiëler is het enige echte struikelblok in de benadering van homoseksualiteit, het element dat hetero's altijd zo graag wegwerken door over homofielen te spreken: de seksualiteit. Voor veel mensen blijft de seksualiteit van homo's (en vooral van homoseksuele mannen) iets waar zij maar liever niet aan denken; zij gruwen ervan. Voor veel mensen betekent onze tolerante samenleving ook nog steeds dat homo's er wel mogen zijn, als ze maar niet opvallen, of zoals dat dan uitgedrukt wordt: "Als ze maar niet met hun geaardheid te koop lopen", alsof ik mijn homoseksualiteit voor een habbekrats aan de eerste de beste voorbijganger zou willen verhandelen.
Maar nóg erger dan dat ze ermee te koop lopen, is het feit dat homoseksuelen alleen en vooral op seks uit zouden zijn, op lust, op andermans lijf en leden. En het toppunt, want het kan nog erger, is dat homo's hun lust bij voorkeur anoniem zouden beleven, in parken en bosschages, als redeloze beesten, bij wijze van spreken. Ik moet u eerlijk zeggen dat ik in mijn uitgebreide heteroseksuele kennissenkring niemand ken die enig begrip heeft voor wat wij noemen "de baan", "het park", de anonieme ontmoetingsplaats. Tenzij we bereid zijn te voldoen aan het beeld van de eenzame, contactarme, zielige homophyl, die het zo wel móet doen, uit armoede, uit nood, omdat hij niets anders heeft...

Ik snijd nu iets aan waar in de campagne voor Geschopt, gepakt, geslagen? doelbewust geen accent op is gelegd: de baan.
Homoseksuele mannen worden relatief vaak belaagd op ontmoetingsplaatsen, maar het gevaar loert overal. Wie met zijn vriend hand in hand op Plein '44 loopt, wie argeloos in de etalage staat te kijken van Villa Lila in de In de Betouwstraat, wie gearmd met haar vriendin door de Vlaamse Gas kuiert - allen lopen ze de kans en het risico nageroepen, beledigd, getreiterd of in elkaar geslagen te worden. Ook als je hetero bent, maar toevallig in die etalage kijkt of met je buurvrouw aan het winkelen bent, loop je dat risico; het is voldoende dat de tegenpartij denkt dat je homo of lesbisch bent. Terecht was dit uitgangspunt éen van de pijlers van het project. Die andere essentiële en in zekere zin revolutionaire pijler was, dat het er niet om ging slachtoffers tot aangifte te bewegen. Aangifte doen mag en is te allen tijde aan te bevelen, maar wezenlijker was het voor ons dat slachtoffers te weten zouden komen dat ze niet alleen hoeven te staan, dat er hulp te vinden is, materieel en immaterieel, bij het Bureau Slachtofferhulp én... de Nijmeegse politie.
U zou denken: een eenvoudige boodschap, helder en klaar, niet voor misverstand vatbaar. Welnu, de campagne was amper gestart of de Nijmeegse kabelkrant meldde al dat het er vooral om ging meer slachtoffers aangifte te laten doen bij de politie. En nog zeer helder staat mij voor de geest hoe wij aan de vooravond van de campagne een bezoek mochten brengen aan mevrouw Dales, die de dag daarop het eerste affiche zou aanplakken op Plein '44. We hadden haar ruim voorzien van informatiemateriaal (het persbericht, de folder, de uitgebreide toelichting enz.), want ze zou toch ook een woordje spreken.
Wij zaten nog niet in haar burgemeesterskamer of ze zei: "Heren ik heb het helemaal begrepen, dit soort geweld is onacceptabel en we moeten de mensen ervan overtuigen dat er meer aangifte moet worden gedaan!"
"Pardon mevrouw, wíj willen er graag de nadruk op leggen dat er vooral hulpverlening voorhanden is, bij het Bureau Slachtofferhulp..
"Ken ik!"
"... en bij de politie. De nadruk op het doen van aangifte werkt vaak averechts..."
"Jawel," sprak de kordate burgermoeder, "maar het is de verantwoording van míjn politie dat die boeven opgespoord worden en dus dat er aangifte gedaan wordt."
"Natuurlijk mevrouw, maar het is ook een taak van uw politie om aan opvang en hulpverlening te doen, dat staat in de wet zelfs, en het is de keus van úw politie om daar in deze campagne de nadruk op te leggen."
"Ja. Nou ik zal die papieren wel eens lezen en dan komt het morgen wel in orde. Kopje koffie, heren?"

En het kwam in orde. De bewindsvrouwe hield een donderspeech op Plein '44 die zelfs bij ons de indruk wekte dat zíj het brein achter de campagne was, en zij hanteerde de lijmkwast met vaart en verve, als plakte ze daarmee alle potenrammers in éen veeg achter het behang. Dat affiche zit er waarschijnlijk nog. IJstijdbestendig bevestigd. Aan Ien zou het niet liggen...

Maar voor u denkt dat het gemoedelijk gaat worden, we hadden het over die parken, over die anonieme seks, en omdat daar in de campagne dus bewust geen accent op is gelegd, wil ik er vandaag graag wat over zeggen. Dat ik terzake deskundig ben, mag u van mij aannemen, per slot van rekening woon ik aan de rand van het Goffertpark, in het voormalige klooster Jonkerbosch, aan wat tot voor kort de Oude Mollenhutseweg heette en nu, mede op mijn initiatief, vernoemd is naar de oud-verzetsstrijder en oprichter van het COC: Niek Engelschman. Het wonderlijk toeval wil dat ik onlangs op een oude kaart van dat voormalige Jonkerboschterrein, waar nu drie straten zijn vernoemd naar voorvechters van de homo-emancipatie, mocht ontwaren dat midden in de nieuwe emancipatiewijk vroeger een verhoging was die van oudsher al de Mietjesberg genoemd werd. Mensen met gevoel voor traditie moet zoiets toch goed doen. Overigens was dat gevoel voor historische continuïteit niet aanwezig bij de buurtgenoot die al op de eerste dag na het bevestigen van het bord met de naam Niek Engelschmanlaan zodanig met een spuitbus in de weer ging, dat de postbode de dag daarna wanhopig maar vergeefs in zijn tas heeft gezocht naar de post voor de Enge manlaan. Ik moet u zeggen, ik was vereerd, maar ook ik kon dat natuurlijk niet goedkeuren aangezien deze daad het beleid van de gemeente doorkruist geen straten te vernoemen naar nog levende personen, ook niet als zij in de betreffende laan woonachtig zijn.

Niet alleen woon ik dus aan de rand van het Goffertpark, éen van Nijmegens banen, ook was ik daar in 1986 zelf al eens het slachtoffer geworden van anti-homoseksueel geweld, toen ik, nadat ik mij met een jongeman van het zelfde geslacht aangenaam had onderhouden, van de zelfde een aantal slagen en trappen kreeg toegediend en onder bedreiging, bij gebrek aan geld, beroofd werd van zegge en schrijve een half rolletje drop en een half rolletje pepermunt. Ja, u kunt daar nu wel om lachen, maar ik was ze kwijt. Hoe ik daarna door de politie ben behandeld, zal ik nu niet aan de orde stellen, want daar gaat het even niet over.
Het gaat over parkbezoek, ontmoetingsplaatsen. "Wat zoek je daar dan ook?", zeggen de mensen als je vertelt wat je overkomen is, en dat is kenmerkend voor het verschijnsel homoseksualiteit: nog altijd moeten wij onze seksualiteit legitimeren. We kunnen verder nog zo gewoon zijn en nog zo goed functioneren - als ze in het onderwijs zitten, sta je er zelfs zonder bijgedachten je kinderen aan af... nou ja, zonder bijgedachten - maar als het over seksualiteit van homo's gaat, wordt die altijd beleefd als iets echt afwijkends, iets wat ver van de hetero afstaat.
Maar is dat nou redelijk? Zijn wij vergeten dat gemiddeld éen op de drie Nederlandse heteroseksuele mannen minstens éens naar de hoeren gaat? Zijn wij vergeten dat zelfs heteroseksuele burgemeesters, al of niet onder invloed en al of niet buiten hun eigen gemeente, wel eens, om der wille van het vleselijk verkeer met meisjes wier taal zij vaak niet eens spreken, een huis van plezier bezoeken? Zijn wij vergeten waarom wij, toen wij nog jong waren, zo graag oppasten voor 75 cent per uur en dan achteloos tegen een klasgenootje van het andere geslacht zeiden: "Ik moet vanavond ergens oppassen; zin om me gezelschap te komen houden?"
En weet u dan niet dat jonge mensen vaak helemaal niet naar de disco gaan om te dansen? Onlangs las ik ergens dat, vooral in de plattelandsdisco's, de jongens en de meisjes, ieder op een gelijkgeslachtelijk kluitje, hoofdzakelijk staan te wachten tot er iets gebeurt. Na een hoop heen en weer gegluur, gegiechel en geëvalueer kiest dan de eerste knaap zich een deerntje uit en vraagt haar of ze zin heeft even mee naar buiten te gaan. En heus niet omdat het daar frisser ruikt dan binnen, want we hadden het over het platteland, weet u nog. Het schijnt zelfs dat de Nederlandstalige tophit Annie, hou jij me tassie even vast rechtstreeks afkomstig is uit zo'n ritueel, want ook een tassie heeft zo'n meisje buiten even niet nodig. Ja ja, plattelandsdisco's. Heterodisco's zullen ze bedoelen.
En hoe komen de mensen er toch bij dat het op ontmoetingsplaatsen voor homoseksuelen alleen om de seks gaat? Van mij mag het hoor, maar hoe komen ze erbij? Negen van de tien keer dat ik door de Goffert loop, heb ik alleen maar gesprekken met mensen - alsof ik van de politie was, bij wijze van spreken. En nou moet u niet meteen roepen dat dat alleen maar komt doordat ik zo'n stuitend voorkomen heb, dat is te gemakkelijk. Maar gepraat wordt er wel, en gelachen, zeker overdag. Ik heb er vrienden gemaakt, in de Goffert, en ik kom er oude vrienden tegen. Nee, een café is het niet, maar de vraag "Wil je iets van me drinken?" is er alleen om praktische redenen een beetje naast. En daarbij, als er getapt wordt, is het uit heel andere vaatjes.

Ziet u overigens wat ik aan het doen ben? Ik probeer te voorkomen dat ik mijn homoseksualiteit moet legitimeren en ondertussen zit ik braaf het seksuele element in de parkcontacten te kleineren. En toch is juist dat element het wezenlijkste van alle. Parkbezoekers komen voor de spanning, voor het feit dat er meer mensen komen met de openlijke maar onuitgesproken hoop dat er iets zal gebeuren. Net als die discokinderen. Geilheid, daar draait het om, verbaal en non-verbaal.
En het is ook die spanning, die sfeer van potentieel te verwezenlijken erotiek, die ook niet-homoseksuelen aantrekt. Het aantal fellow travellers op de baan is groot, mensen die zichzelf niet als homoseksueel beschouwen, die - en mede daarom spreken we liever over homoseksuele voorkeur dan over homoseksuele geaardheid - hun homoseksuele mogelijkheden maar zeer ten dele benutten.
Hoe vaak kom ik niet op een zaterdagmiddag in de stad jongemannen tegen, stijf gearmd met vrouw of vriendin, die ik in een heel andere rol ken van het park? En het is me meer dan éen keer overkomen dat iemand me zei: "Als je me ergens anders tegenkomt dan hier, niet groeten hoor; ik ken je dan niet." Ja zeg, zo kan ik ook heteroseksueel zijn. Natuurlijk groet ik toch, maar dat is hun zaak.
Soms ken ik iemands auto beter dan de eigenaar, zoals die keer dat ik in de aula van de Katholieke Universiteit pal achter een hoge universitaire bestuursfunctionaris zat van wie ik almaar dacht: "Waar ken ik die man toch van?" Tot ik me realiseerde: "Natuurlijk, dat is die man van die bruine Volvo uit het park..."

Is het verlangen naar seksualiteit puur om de seks dus typisch iets van homoseksuelen? Welnee, die geven het alleen gemakkelijker toe en komen vanuit die houding vaak tot contacten die veel meer inhouden dan die seks alleen, hoe wezenlijk die ook is.

De laatste tijd valt er in de landelijke pers geregeld iets te lezen over het beleid van diverse gemeentes inzake de ontmoetingsplaatsen. Parken en boswegen worden ontoegankelijk gemaakt of na zonsondergang tot verboden gebied verklaard, bomen en struiken worden rigoureuzer dan om tuin- of landschapsarchitectonische redenen nodig is weggehaald, en strategisch geplaatste verlichting moet de behoefte het park als ontmoetingsplaats te gebruiken doen verminderen. Soms gebeurt dit op verzoek van omwonenden die overlast zeggen te hebben, soms op eigen initiatief van gemeente en politie op basis van de politieverordening of vanwege een openlijk of verkapt anti-homobeleid. Vreemd toch, dat waar het de prostitutie betreft omwonenden geacht worden veel meer overlast te kunnen verdragen dan wanneer het gaat om contactzoekende homoseksuele mannen.
Maar vooruit, ik zei het u in het begin al: over de Nijmeegse politie niets dan goeds, zeker niet als het om het kader gaat, en al helemaal niet als het over Bert Huurman gaat. (Sorry Bert, dat ik je almaar gewoon met voor- en achternaam vermeld, ik zou het graag hebben over inspecteur Huurman of korporaal Huurman of generaal Huurman, maar ik weet gewoon niet wat je bent en eerlijk gezegd weet ik ook niet wat van de drie genoemde titels het hoogst of het laagst is. Ik zit daar gewoon niet zo in en dat systeem van v-tjes en sterren ((coladoppen zeggen jullie, geloof ik, zelf)) heb ik nooit begrepen. Ik heb altijd meer belangstelling gehad voor de man ónder het uniform, hoe zeg je dat, de man achter het uniform, dat is het. Wel moet me van het hart dat ik sterk de indruk heb dat het hele project Geschopt, gepakt, geslagen? - zonder afbreuk te doen aan de jarenlange inzet en het geduld van de werkgroep homoseksualiteit en politie, zowel van de zijde van de politie ((de heren Visser en Voorn o.a., what's in a name?)) als van de zijde van de COC-vrijwilligers - nooit echt van de grond gekomen was en zeker niet zoals dat nu gebeurd is, zonder de brede inzet, de sterke schouders en de grote motivatie van Bert Huurman. Als die geen commissaris wordt of hoofdcommissaris, wie dan wel?)
Waar was ik? Over de Nijmeegse politie niets dan goeds dus en ook de gemeente blaast haar partijtje mee met een nota als Meer dan tolerantie, maar toch valt er over het beleid met betrekking tot de ontmoetingsplaatsen wel het een en ander te zeggen. En dan zult u mij niet horen over het feit dat het Goffertpark aan ernstige verpaupering onderhevig is, dat er geplant noch gewied wordt (en dan spreek ik over de bosgedeelten en de heidetuin, toevallig net dát deel waar de baan zich bevindt), en dat al enkele jaren de kapotte banken niet meer worden gerepareerd of vervangen (althans op het baangedeelte).
Nee, dan wil ik het vooral eens hebben over het bosgedeelte aan de andere zijde van de Oude Mollenhutseweg, een terrein waarheen, zeker sinds de Nijmeegse rijschoolhouders in verband met de examens vanuit het Goffertstadion de parkeerplaats vóor het stadion en de wegen eromheen terroriseren, de baan zich steeds meer verplaatst, vooral overdag. Juist op dat stuk bos wil de gemeente een kuuroord gaan bouwen onder de naam Asklepion (ik vertel u waarschijnlijk niets nieuws), een soort sanopticum dus, dat in totaal 17 miljoen gulden moet gaan kosten, omdat wij wel ziek maar niet van de straat zijn. Zelf wil de gemeente enkele miljoenen gaan bijdragen aan dit project, omdat het beleid heet te zijn dat Nijmegen het imago moet krijgen van een gezonde stad.
Heeft u zich wel eens gerealiseerd waar dat sanopticum precies komt te staan? Om te beginnen moet er bos voor worden gekapt, het laatste restje bos ter plekke, want al het bos erom heen moest inmiddels wijken voor andere projecten, zodat dit gezondheidscentrum omringd zal gaan worden door achtereenvolgens een rouwcentrum, een ziekenhuis, een crematorium en een oorlogskerkhof. Nijmegen een gezonde stad? Cynischer kan het niet. En dat daarbij ook een belangrijk deel van de baan zal sneuvelen, hoef ik niet meer te vermelden.
Overigens is de Goffert voor al deze bosvernietiging een goed alibi, want díe groene long blijft, zo zegt men. Maar neemt u van mij aan dat ook dat maar tijdelijk is. De verwaarlozing, zonder twijfel om economische redenen, van het bosgedeelte van de Goffert kan niet anders dan ertoe leiden dat over een tien à twintig jaren alle argumenten verdwenen zijn om het bos rond het park te handhaven, alle huidige bestemmingsplannen ten spijt. En dan verdwijnt ook dat randje bos uit de stad en daarmee het laatste restje baan in de Goffert. Leer mij ze kennen, die politici.
Inmiddels durf ik u ook wel voorspellen dat rond het rouwcentrum een nieuw stuk baan zal ontstaan. Geautomobiliseerde contactzoekers gaan daar een mooie lus vinden om rond te rijden, in een ambiance van parkeerhaventjes en struikgewas, overdag rustiek en tot inkeer stemmend, 's avonds en 's nachts ideaal voor allerlei soorten geilneven, want reken maar dat die hun route vinden. Ach, en kan het mooier: de dood en het volle leven bijeen, eros en thanatos, gedenk te sterven... Ik meen dan ook dat de man of vrouw achter het relatiegeschenk voor de medewerkers van Geschopt, gepakt, geslagen?, die ons een bruikbaar klokje schonk waaraan een heuse zandloper bevestigd was, deze ontwikkeling heeft voorzien. Want is de zandloper door de eeuwen heen al niet het symbool van de vergankelijkheid én van het nieuwe begin?

Maar hoe dan ook, van beleid inzake de ontmoetingsplaatsen is in al deze gemeentelijke bouw- en afbraakplannen weinig te merken. Wel zullen de gemeentelijke initiatieven zeker aansluiten bij een voorstel van het Emancipatieplatform, dat naar verluidt betere en langdurigere verlichting in de Goffert wil in verband met de veiligheid van vrouwen. Zo zullen de gemeente en de vrouwenbeweging ook daar gezamenlijk de laatste restjes groen slopen en de kale vlaktes die overblijven riant belichten onder het mom van de sociale veiligheid. Nijmegen een gezonde stad? Daar valt nog wel wat over te zeggen.
Wat ik daarentegen zeer vermakelijk vond en wat wel een vermoeden van beleid suggereert, is de tekst in het inmiddels teruggetrokken voorstel Algemene Herziening NPV, de voormalige Algemene PolitieVerordening, waarin onder lid 3 in het gebruikelijke zeeslangenproza staat:

"Het is verboden:
a. op of zichtbaar vanaf voor het publiek toegankelijke plaatsen, door woorden, gebaren of op enigerlei andere wijze tot het plegen van ontucht uit te lokken;
b. zich op of zichtbaar vanaf voor het publiek toegankelijke plaatsen te bevinden met het kennelijke doel tot het plegen van ontucht uit te lokken."

En elders in dit stuk wordt over dit artikel gezegd:

"Duidelijk moet zijn dat de toenadering die homoseksuele mannen "op de baan" zoeken, daaronder niet valt."

Dit zijn, inclusief de heuse aanhalingstekens rond op de baan voor de liefhebber interessante teksten. Vooral het woord ontucht intrigeert mij.
En wat valt voor homoseksuele mannen niet onder dit artikel? Mogen zij wel tot het plegen van ontucht uitlokken? Is wat zij daar dan doen dus ontucht? Of valt hun toenadering op de baan niet onder ontucht en is die daarom niet verboden?
En homoseksuele vrouwen? Mogen die op de baan niet wat ík daar wel mag?
En wie is homoseksueel? Die hoge ambtenaar van de K.U. met zijn bruine Volvo, keurig getrouwd en vader van een goed Rooms en kroostrijk gezin? Die lekkere jongens die ik 's zaterdags in de Broerstraat tegenkom en die ik dan niet mag groeten? En ten slotte: wat is de baan? Ik sprak tot nu toe alleen over de Goffert, maar we hebben ook nog het Kelfkensbos. En wat dacht u van de naaktstranden van de Bisonbaai en de Beerendonck, al weet ik niet zeker of, en zo ja tot hoever, die nog onder de gemeente Nijmegen vallen. Ook wordt er aan het Maas-Waalkanaal onder en tussen de bruggen vaker gepoogd aanleiding tot ontucht te geven dan in de foyer van de stadsschouwburg, maar of dat nou een "baan" is? Wellicht wil de gemeente ons in de definitieve NPV daarover duidelijkheid geven, zodat we weten waar onze ontucht wel en waar niet toegestaan is.

Ik kan me voorstellen dat u dit allemaal maar onzin vindt en dan staat de geschiedenis achter u. Maar er is meer.
Ik ben het niet met de wethouder eens als zij zou vinden dat je zo min mogelijk beleid moet maken als het gaat om bij voorbeeld de ontmoetingsplaatsen, omdat je daar problemen mee zou oproepen. In de nota Meer dan tolerantie geeft de gemeente te kennen een voorbeeldfunctie te willen vervullen met betrekking tot de beeldvorming rond homoseksualiteit, met betrekking tot acceptatie en integratie. Daarbij hoort naar mijn idee het expliciet niet-wegstoppen van dat ene, zo wezenlijke maar nog altijd bedreigende element in de aanwezigheid van homo's en lesbiennes: hun seksualiteit. Ook wanneer die seksualiteit eigen vormen aanneemt, vormen die deel uitmaken van een ook door de overheid te respecteren homocultuur, dient de overheid daar duidelijk over te zijn, en niet geheimzinnig.
Tot de bouw van een museum op Kelfkensbos mag niet besloten worden zonder dat hardop is nagedacht over de baanfunctie van dat deel van de stad. Op die manier beleid maken en formuleren draagt bij aan de ontmythologisering van die bedreigende homoseksualiteit en ik ben ervan overtuigd dat daarvan, met het oog op de doelstellingen van Geschopt, gepakt, geslagen? een preventieve werking zal uitgaan. En het is geen goede zaak als wij het van de bezuinigingen moeten hebben, als het gaat om de overlevingskansen van de baan op Kelfkensbos... Ik zeg niet dat museum er níet moet komen en ook niet dat het ergens anders moet komen, maar er moet nagedacht, gesproken en geschreven worden over de consequenties van de bouw, ook als ze over de laatste vijf lettergrepen van het woord homoseksualiteit gaan.

Dames en heren, ik kom aan het eind van mijn causerie, die ongemerkt toch meer op een preek is uitgelopen dan aanvankelijk de bedoeling was. En ik zou niet graag gerekend worden bij die mietjes die hele verhalen gaan ophangen, ik denk niet dat goed is.
Het project Geschopt, gepakt, geslagen? is een mooi project geweest, waarbij politie en gemeente zich van hun beste kant hebben laten zien. Geschopt, gepakt, geslagen? past in het beleid van de gemeente, zoals uiteengezet in de nota Meer dan tolerantie. Maar daarmee zijn we er nog niet.
Als de gemeente die nota serieus blijft nemen, zal zij op een effectievere manier moeten gaan samenwerken met de door haar in het leven geroepen Klankbordgroep, het homo-/lesbisch adviesorgaan. De ambtenaren én de politiek zullen oren moeten hebben voor en handen en voeten moeten geven aan de gevraagde en ongevraagde adviezen en niet alleen maar gebruik moeten maken van deze hooggekwalificeerde vrijwilligers in werkgroepen en aanverwanten, waarin zij te ver van het beleid en relatief onschadelijk maar ook zeer onbetaald allerlei uitvoerende arbeid verrichten. Indien de gemeente wil dat haar homo-/lesbisch beleid gestalte krijgt in alle geledingen van het maatschappelijk leven waar zij als plaatselijke overheid een vinger in de pap heeft, kan zij niet volstaan met een poging deze instellingen te dresseren met papieren tijgers.
Als de gemeente haar homo-/lesbisch beleid serieus neemt, kan zij evenmin volstaan, ook niet om economische redenen met éen ter zake niet gespecificeerd deskundige ambtenaar die voor drie/tiende het homo-/lesbisch beleid erbij doet ter vervanging van de zes/achtste ambtenaar die er was. Homo-/lesbisch beleid is niet alleen een kwestie van geld en mooie woorden, al ben ik de laatste om over het subsidiebeleid te klagen en doe ik er graag in ruil de mooie woorden zelf bij.
Maar we moeten niet alleen naar de overheid kijken. Homo's en lesbiennes zullen eens moeten ophouden hun aanwezigheid en hun seksualiteit te legitimeren. Ze hebben alle reden om van zichzelf overtuigd te zijn. Er is in de homo-/lesbische beweging veel tot stand gebracht en ook in Nijmegen is een veelkleurige homo-/lesbische cultuur ontstaan met een zeer eigen karakter, een grote openheid en een vaak goed onderbouwd wetenschappelijk, politiek en artistiek gedachtengoed. Homo's en lesbiennes zullen echter nog duidelijker in alle geledingen van de samenleving moeten doordringen, ze moeten zich herkenbaar manifesteren, ook buiten de beschermende cocon van de homo-/lesbische cultuur.
De homo-/lesbische beweging zelf zal naar mijn idee moeten leren op politiek terrein praktischer te werk te gaan, zij zal vakbekwamer moeten lobbyen en beter gebruik moeten maken van de media om haar ideeën te verbreiden. Het feit dat ongeveer éen op de zeven Nijmegenaren homoseksueel is, leert ons dat hier ook kwantitatief sprake is van een niet te verwaarlozen groep. De commercie begint deze groep al te ontdekken, de politiek zal schoorvoetend volgen. Laten we elkaar dus maar een handje helpen!

 

| index | inhoud | ten geleide | vorige preek | volgende preek |