AFSCHEID VAN DE JAREN TACHTIG

causerie bij de presentatie van de eerste gezamenlijke folder van de Nijmeegse lesbische en
homo-praatgroepen op 29 december 1989 in Villa Lila te Nijmegen


Dames en Heren,
                             wat hebben we een bijzonder jaar achter de rug. De Berlijnse muur wordt afgebroken. Nederland heeft een rooms-rood kabinet. Ceausescu is gevallen, en, het belangrijkste het laatst: de lesbische en homo-praatgroepen hebben een gezamenlijke folder. Je houdt het niet voor mogelijk en wat is het allemaal snel gegaan! Razendsnel.

Vijftien jaar geleden ging ik in Nijmegen studeren en door een zeker toeval kwam ik terecht in de ene Kring die er toen was. Ik geloof dat mijn vriend en ik al na een paar maanden, toen die ene Kring zich ging splitsen (wegens overbevolking), tot Kringleiders werden gebombardeerd, al heette dat toen nog niet zo, want wij spraken nog van "contactgroep", een woord dat tot menig misverstand geleid heeft.
Op het gevaar af dat u gaat zeggen: "Hoor Opa eens vertellen over vroeger!", wil ik toch een paar dingen naar voren halen die mij zijn bijgebleven. Die contactgroep, dat was een wonderlijk fenomeen. Om te beginnen zaten er mensen in van alle leeftijden. Ik was met mijn 21 jaar een tijdlang de jongste, en de oudste was toen ergens in de 70. Ook zaten er maar een paar studenten in; verder werkte men, of niet, en was men afkomstig van alle soorten opleidingen en uit velerlei milieus. Een bont geheel, en - let wel! - toen al: gemengd, mannen én vrouwen, al waren de vrouwen altijd in de minderheid.
De contactgroep had in een ver verleden een kerkelijke achtergrond en afgezien van de altijd tot luidruchtige vrolijkheid stemmende aanwezigheid van Toon van Heusden en een steeds weerkerend gemopper over kerkelijke uitspraken en autoriteiten was daar weinig meer van te merken. Vaak was het een heidense bende, en na mijn vertrek schijnt dat alleen maar toegenomen te zijn.
De gemengde populatie in onze contactgroep leidde vaak tot opmerkelijke gebeurtenissen. Zo was er een tijdlang een veehouder lid, die een cursus "spreken in het openbaar" volgde en ons eens deelachtig maakte van een redevoering die hij had opgesteld over "het varken in de EEG". Je kunt van die Kringen zeggen wat je wilt, maar over het varken in de EEG zul je in de Praatgroep Lesbische Vrouwen toch niet meteen zo uitvoerig geïnformeerd worden, denk ik.
Ook meldde zich eens een oude baas aan van ver in de 70, die drie maal gehuwd was geweest en, naar ik aanneem niet dáarvoor, begiftigd was met de pauselijke onderscheiding "Pro Ecclesia et Pontifice", en die, naar je gerust zeggen mag "op latere leeftijd" zijn homofiliteit (een woord dat in het begin van de jaren tachtig enige populariteit gekend heeft) ontdekt had. Nooit zal ik zijn beteuterde gelaatstrekken vergeten, toen hem, na het eerste kennismakingsgesprek bij hem thuis, duidelijk werd dat hij niet mocht kiezen wie van de twee Kringleiders er nou bij hem achter zou blijven om de lichamelijke eenwording te beoefenen. Hij had er nog wel schoon ondergoed voor aangetrokken! (Tenminste, dat hoop ik, want je weet het maar nooit bij die Roomsen. Die denken misschien wel dat je een erekruis nooit meer hoeft te wassen.) Helaas is hij in onze groep nimmer echt tot bloei gekomen. Hij was wat traag en die ene keer die ik me van zijn aanwezigheid herinner, wilde hij net iets gaan zeggen toen het afgelopen was. Daarna kwam hij een tijd niet, want het werd zomer en dan was het te lang licht, en dan zouden de mensen kunnen zien bij wie hij naar binnen ging... Je zult ze de kost moeten geven voor wie dat heden ten dage nog geldt, en dan hoeven ze heus nog niet ver in de zeventig te zijn...
Een andere kandidaat - alweer een frisse bejaarde, ik kan het ook niet helpen - heeft ons bij het kennismakingsbezoek een middag lang rondgeleid in zijn kelder en ons de inhoud van zeker vijf vrieskisten geopenbaard, waarin hij de oogst van een eigen tuin geconserveerd had, een activiteit waarbij hij een maniakale kennis van het verschijnsel koelkastdoos had opgebouwd en voor elk soort ooft of groente het juiste formaat ontdekt had. Dit geheel werd minutieus geboekstaafd in een ingewikkeld schriftensysteem, waaruit ook bleek wanneer de man wat moest eten, iets waar hij volgens mij nauwelijks meer aan toekwam, aangezien de ontginning van zijn tuin - die, ongelogen, drie bij vier meter telde en behoorde bij een modern doorzonwoninkje en waarvoor hij zelfs een heuse pomp geslagen had waarmee hij het grondwater kon oppompen - meer dan een dagtaak voor hem betekende. Ach, je moet wat creëren, wanneer je geen vrouw en kinderen hebt om je zorgen over te maken. Daarom ook verbouwde hij bij tijd en wijle zijn wc, waarin je zo al amper je kont kon keren, tot een donkere kamer, waarin hij de foto's ontwikkelde die hij, na in tijgersluipgang door de moestuin te zijn opgerukt, gemaakt had van buitenspelende jongenskinderen. Tijdens het ontwikkelen en afdrukken plaste hij dan maar in de wasbak, naar hij ons mededeelde, maar dat hij zijn verse foto's spoelde in de closetpot, sloeg voor mij alles. Soms kwam er een buurman op bezoek, "maar die wist overal van, hoor", voor wie hij dan zijn kleurentelevisie op zwart-wit zette, "want de buren hoeven niet te weten dat je kleurentv hebt..." Ook dat kwam nog voor in de jaren tachtig, God wat een ellende.

De toenmalige Kringen, waarover ik het nog steeds heb - de andere groepen treft dus even geen blaam , hadden een vreemde naam. Ik werd eens, na zichtbaar lang aarzelen, in de kelder van O42, toen nog het voorgeborchte van de hel waar ook - heel toepasselijk - de maandelijkse COC-soos werd gehouden, aangesproken door de toenmalige Jan van Schijndel, die Jan van Maasakkers heette. Ze hadden al zo vaak over de Kringen gehoord en zagen ook regelmatig advertenties waarin nieuwe leden werden gezocht... maar ze vroegen zich af wat die Kringen nou eigenlijk deden, d'r kon toch niets zijn wat niet ook al bij de Homopraatgroepen gebeurde? Daarbij keek hij me aan, alsof het hem niet zou verbazen wanneer ik hem nu ging meedelen dat wij zwarte missen opdroegen en kleine Turkse en Marokkaanse jongetjes ritueel slachtten - iets waar bij mijn weten wel over nagedacht werd, maar wat in de praktijk nooit tot enige serieus te nemen verwezenlijking gekomen is. Goed, er verdween wel eens een toevallig passerend kereltje, maar een kniesoor die daarop let, en aangezien een heel aantal van de Kringleden uit die tijd nog altijd lid is van éen van de Kringen, zal ik daar nu niet nader op ingaan. Maar dat wantrouwen - ook jaren tachtig - dat was er, en ik weet dat het pas iets van de laatste jaren is dat de Kringen niet meer als een zootje gefrustreerde katholieken gezien worden, wat misschien wel weer wat te veel van het goede is.

De hele praatgroepencultuur waarover wij het nu hebben, is misschien wel iets typisch Nijmeegs; ik durf dat niet zeker te zeggen, maar in elk geval de verzuiling daarbinnen, die hoort bij onze stad als bij geen andere. Het lijkt nu weer iets minder geworden, maar er was een tijd dat je voor iedere afwijkende variant van je toch al zo deviante geaardheid een eigen groep had.
Zo was er een groep voor gevorderde homoseksuelen, en éen voor gevorderden die vooral hierin gevorderd waren dat zij overdag met een alcoholprobleem zaten en elke ochtend met een kater als een koningstijger...
En dan was er de gespreksgroep voor mannen die zich zorgen maakten over de omvang van hun geslachtsdeel... Klein Duimpje heette die...
En herinnert u zich de reeks Karelkringen nog? Te beginnen met de tegenhanger van Klein Duimpje, hoewel tegenhanger hier wellicht een wat vreemd woord is - hoe dan ook, ik heb het over de Kring Karel de Grote.
En de Kring voor mannen die dwangmatig vreemd gingen: Karel de Stoute.
O ja, en helemaal mooi was de Kring voor mannen die iedere 14 dagen bijeen kwamen om ritueel hun schaamhaar af te scheren. Juist, ik hoor het al iemand zeggen: Karel de Kale!

Ik heb bij mijn voorbereiding van deze wetenschappelijke verhandeling naarstig gezocht naar die ene Nijmegenaar die in geen enkele praatgroep gezeten heeft. Hij was niet te vinden. Er schijnt, in de Van Schevickhavenstraat (door mijn vroegere hospita altijd consequent de Scheve Havikstraat genoemd, maar dit terzijde) een vrouw te wonen, aan wie het bijna gelukt was. Ik heb gepoogd haar te bereiken, maar ze was niet thuis. Blijkbaar op het laatste nippertje toch nog gezwicht.
Wel zou het zeer goed mogelijk geweest zijn, contact te leggen met het leger der beroepspraters, de - meestal mannen, maar er is ook een enkele vrouw bij - de mensen dus die alle praatgroepen doorlopen hebben. Als je al niet bij een praatgroep gaat omdat he ongelukkig bent, dan word je dat wel na zo'n radeloze zoektocht. Ik moet er niet aan denken Brrr! Om maar te zwijgen van al die begeleiders met wie je dan geacht wordt naar bed te gaan, want ook dat schijnt een verworvenheid van de jaren tachtig te zijn: de hulpverlening wordt steeds intiemer en de term "zelfhulp" heeft een heel andere betekenis gekregen! Er zijn mensen die hun praatgroepbegeleider niet eens herkennen, als hij gekleed is: "Bij wie zat jij in de groep?" "Ik weet niet hoe-die heet, maar hij had rood schaamhaar!"
Ach, u begrijpt, dat hoorde maar heel even bij de jaren tachtig. Dat was althans vóor onze tijd, daar hebben u en ik niets van gemerkt, laat staan aan meegedaan. Want het praatgroepenwerk is ook een zaak van hoogstaande ethiek.

Dames en Heren, als u het mij vraagt, hebben wij ons in de jaren tachtig sufgeluld. Hoe dat komt, is eenvoudig te schetsen, en de opdoemende ondergang laat zich ook gemakkelijk openbaren.
In de jaren zestig kwam in Nederland het verschijnsel homoseksualiteit de kast uit, mede op de democratiseringsgolf die ons landje overspoelde. Begeleid door de terreur die op de Sociale Academies werd onderwezen, leidde dit in de jaren zeventig tot een wildgroei aan zelfhulp. De praatgroepen schoten als paddestoelen uit de grond, om het maar eens origineel te zeggen. En op dit mycelium van zwammen, dit wijdvertakte net van sporen uit de jaren zestig en zeventig, groeide en bloeide in de jaren tachtig de weelderige cultuur die nu, als een soort inhoudsopgave achteraf, wordt samengevat in de folder waarvan wij vandaag de geboorte vieren.

Maar reeds bij de geboorte zijn wij indachtig aan de dood, hoort een dichter te zeggen. Wij leven nu in een no-nonsensetijdperk, wij nemen afscheid van de jaren tachtig en daarmee van de jaren zestig en zeventig. Wij hebben het gevoel dat de eenentwintigste eeuw overmorgen begint en niet pas over tien jaar! Wij wanen ons getuige van een nieuw tijdperk, zie maar: Berlijn, Rusland, Roemenië, Verenigd Europa, economisch herstel, wereldvrede, de Nieuwe Mens! Maar wij vergeten dat wij, in onze geneigdheid het nieuwe te omarmen, ongemerkt het oude dreigen te laten verkommeren, om - wanneer wij gedesillusioneerd moeten constateren dat een Verenigd Europa alleen maar armoede en minder tolerantie teweeg brengt, dat voor de Koude Oorlog andere oorlogen in de plaats komen, en dat honger, discriminatie en geweld geen greintje minder zijn geworden - ook te moeten bemerken dat wij in de roes van onze verwachtingen de oude verworvenheden zijn kwijt geraakt.
U vindt wellicht dit pessimisme ongepast. "Kijk nou eens, zo'n mooie folder, gepresenteerd in ons eigen homohuis Villa Lila, en denk ook eens aan Goed Verkeerd, die prachtige tentoonstelling in Amsterdam, of aan de bloei van de homokoren en het landelijke korenfestival in De Vereeniging dat op 10 maart gaat plaatshebben..." Natuurlijk, maar we zijn aan het oogsten in het najaar, en wie nu niet inzaait, zit volgende zomer zonder.
Ik vind dat het met de homo-/lesbische beweging niet goed gaat. Wij zijn dan wel aan het oogsten, maar hoe klein is de groep die we "Wij" noemen? Er zijn in Nederland ongeveer 1 miljoen homoseksuele mannen en vrouwen - en als je alle biseksuelen meerekent, kom je nog hoger uit , maar het COC telt amper 7500 leden, de Roze Zaterdag brengt officieus 10.000 mensen op de been; 10.000, dat is 1% van 1 miljoen, kortom: dat is niks. 10.000, dat zijn alle Nijmeegse potten en flikkers, en hoeveel zie je er daar van? Hoeveel COC-leden telt de afdeling Nijmegen? Wie komen er regelmatig in Villa Lila of de andere uitgaansgelegenheden? Aan meer dan 10% van die 10.000 komen we niet, vrees ik.

Het is een oude discussie, maar wat ik er vandaag mee zeggen wil, is dat we onszelf geen zand in de ogen moeten strooien. Er is veel gedaan en we zijn nu in een fase waarin alle homo-/lesbische activiteiten geïnstitutionaliseerd worden. We hebben namen gekregen, subsidies, erkenning, we integreren in overheidsapparaten, we hebben onze eigen cultuur, het wemelt van de verworvenheden, maar de "wij" die ik noemde, dat is een elite, een minimale minderheid binnen een minderheid. het zijn degenen die zich vrijgemaakt hebben, die zich manifesteren, maar zij blijven het topje van de ijsberg.
Zij moeten overigens nog altijd vechten: om de gelden, om de erkenning, en om het behoud, want dat zal nooit stoppen. Zij moeten vechten tegen de vermoeidheid, tegen het feit dat het niet meevalt steeds maar weer een PINK vol te krijgen, een COC-programmering op touw te zetten, de Villa draaiende te houden, het GACH te laten functioneren, de buddy-projecten te begeleiden, of homopraatgroepen in stand te houden, en dan sla ik nog een heleboel interessante projecten en activiteiten over.
Daarnaast moeten zij vechten tegen de mentaliteit dat we "er zijn". Dat de emancipatie van potten en flikkers een feit is, dat er over homoseksualiteit niet meer gepraat behoeft te worden, "want het is toch gewoon nu?"
Welnu, homoseksualiteit zal nooit gewoon worden. Potten en flikkers zullen altijd in de marge van de maatschappij blijven bestaan en als zij niet ook dáar verdreven willen worden, zullen zij zich sterk moeten blijven maken en niet denken dat de strijd voorgoed gestreden is. Wie dat wel denkt, gaat niet in een praatgroep, die "heeft dat niet nodig", en ik voorzie dan ook, pessimistisch als ik ben, dat het triomfgevoel waarmee velen de jaren negentig ingaan, tot een afbraak zal leiden van de moeizaam opgebouwde verworvenheden, in plaats van het beschikbaar komen van die verworvenheden voor anderen dan degenen die tot de homo-/lesbische elite behoren: de "wij" van "we zijn niet marginaal meer, we staan midden in de maatschappij."
Neen, ik blijf zeggen: we zijn nog altijd marginaal, we zijn de franje van het vloerkleed (in het gunstigste geval), maar vergeet niet dat het heel leuk kan zijn in de marge te zitten. Niet in het getto, maar wel op een plaats van waaruit je anders kunt opereren dan de massa, een plaats waar niet de geijkte waarden en normen onbetwist domineren, een plaats waar je kunt en moet nadenken en praten over je positie, je eigenheid en de zin van jouw specifieke bestaan.

Dames en Heren, het was, denk ik, in 1976 of 1977 dat zich op een avond een wat verwarde jongeman bij mij meldde. Hij wilde eens praten over de gespreksgroep waar ik in zat, maar hij wilde er niet bij. Het was een jongen van het betere soort, je zag het meteen: die deugt. Hij hechtte niet aan uiterlijk, zag er wat sjofel uit, en praatte zacht en bescheiden. Hij dacht dat het leuk zou zijn om ook eens, naast al die praatgroepen tot een doegroep te komen. Op mijn vraag wat hij daarmee bedoelde, gaf hij wel een heleboel woorden terug, maar ik begreep er alleen uit dat hij het ook niet wist.
"Ja, je kunt gewoon wat doen, dus, niet praten eigenlijk, ja er mag wel gepraat worden, maar niet dat het ergens over gaat dus, geen onderwerpen, maar vooral dat je ondertussen wat doet."
"Waar denk je aan," vroeg ik hem, "timmeren, vlotten bouwen, sjoelen, weven, of volksdansen misschien?"
"Nee, dat ook niet," mompelde hij, "gewoon dingen doen met elkaar, niet gericht met een doel of zo, eh... niet dat je iets maakt als het ware, maar dat je lekker bezig bent zonder je hoofd te gebruiken."
Even dacht ik dat hij aan het demonstreren was wat hij bedoelde, maar ik waagde het nog maar eens met een vraag: "Denk je misschien aan lichamelijk bezig zijn in de zin van massage of zo, groepsseks wellicht?", ik begon er al zin in te krijgen.
"Nee, dat ook niet, gewoon dat je samen bent met een stel mensen en dat je dan maar spontaan laat gebeuren wat er ontstaat als het ware. Niks vooropgezet, er mag ook geen leider zijn of organisatie, en ze moeten maar zien wanneer ze bij elkaar komen, gewoon als ze er zin in hebben dus."
Ik gaf het op. Deze jongen was zo aardig, maar ook zo vaag - het is geloof ik ook niks geworden, al heeft hij nog een tijdje naar medestanders gezocht. Hij leek mij iemand om zonder touw knopen te leggen. Ook trok hij zonder twijfel veel tijd uit voor de dingen die hij deed, maar een aardige jongen, dat wel... "Deed hij maar eens een vlieg kwaad", dacht ik achteraf, maar hij at waarschijnlijk nog liever de vliegemepper op, of niet, of allebei, gewoon zoals je voelt, weet je.
Ja, dat waren de jaren zeventig. Voor zulke goeierds hoeven we de komende jaren niet bang te zijn. Ons wacht de valkuil van de zelfgenoegzaamheid, de misplaatste euforie, maar enfin, dat schetste ik u al.

Dames en heren, ik hoop dat de gezamenlijke homo-/lesbische praatgroepen, wier nieuwe folder hier vandaag gepresenteerd wordt, erin zullen slagen de jaren negentig te overleven. Ik hoop dat zij die groepen kunnen aanboren die nog niet tot de vrijgemaakte elite behoren. Ik hoop ook dat zij mensen actief kunnen maken en van de zin en de noodzaak van onze zwaarbevochten instituties kunnen doordringen. Er zijn nieuwe generaties nodig, die bij voorbeeld vanuit het besef dat er nog steeds geen goede Wet Gelijke Behandeling is, gemotiveerd zullen worden de instituties over te nemen en uit te breiden.
Ik hoop dat 1990 en de nieuwe folder daar zicht op gaan bieden. Ik hoop dat u allen een goed nieuwjaar heeft. Ik hoop dat u blij bent dat u homo of lesbisch bent. Ik hoop dat u allemaal COC-lid zult worden en daar met vernieuwde ijver de stofnesten gaat verwijderen die de gestaalde kaders van de jaren tachtig hebben opgebouwd. Ik hoop dat mannen en vrouwen binnen de homo-/lesbische beweging beter met elkaar zullen leren omgaan dan in de jaren tachtig, en vooral dat ze beseffen tot éen beweging te behoren, waaraan wederzijds wantrouwen onnodig afbreuk doet. Ik hoop dat u allemaal lid wordt van het Nijmeegs Potten- en Flikkerkoor Cantus Obliquus, omdat ze daar zo verschrikkelijk aardig zingen en zulk leuk repertoire hebben. Ik hoop dat u allemaal veilig vrijt en dat u, hoe dan ook, met plezier vrijt. Ik hoop dat u in 1990 allemaal de liefde van uw leven zult ontmoeten of behouden, want u weet het: Liefde Overwint.
En ik hoop dat dat gezeur over het afbreken van muren nu eens ophoudt, die beeldspraak die al verouderd was vóor de Berlijnse Muur gebouwd kon worden. En als u al iets wilt zeggen over muren, spreek dan maar van de muur van zelfvoldaanheid die we moeten afbreken om niet aan de euforie van de nieuwe tijd ten onder te gaan.

 

| index | inhoud | ten geleide | vorige preek | volgende preek |