"EEN CLICHÉ WAS NOOIT WEG"

toespraak tot de leden van het Genootschap voor Tegennatuurlijke Letteren,
uitgesproken te 's-Gravenhage op 25 juni 1989


Beminde Genootschappelijke Broeders, tijdens mijn slechts drie jaar durende deelname, als externe leerling, aan het middelbaar onderwijs dat genoten kon worden op het Aartsbisschoppelijk Klein Seminarie te Apeldoorn, mocht ik menige Bonte Avond meemaken. Grootse toneelstukken werden er opgevoerd, maar ook vileine satirische sketches, waarin bij voorbeeld de huidige hulpbisschop van Utrecht, onze toenmalige conrector N., om zijn bijzondere vriendschap met een van de leraren Klassieken, die Moormann, Meerman of Mooiman heette, maar wiens exacte naam ik vreemd genoeg geheel vergeten ben, op weinig ontziende wijze gehekeld werd. Naar hun voorkomen en postuur werden beide Heren respectievelijk de Grote en de Kleine Beer genoemd, en het is waar: ze waren onafscheidelijk en ze hadden ontegenzeglijk iets wolligs. De latere hulpbisschop, met als bijzondere opdracht de verkondiging aan de jeugd en het RK-onderwijs, legde ook in mijn Seminarietijd al een buitengewone interesse voor de adolescente en puberale medeschepselen aan de dag. Een klein aantal hunner behoorde tot de uitverkorenen die af en toe met de conrector mochten "stoeien", waarbij wel de deur van diens kamer op slot moest. Wat er dan precies gebeurde, bleef voor de buitenstaanders een geheim, maar wel was bekend dat het er "sportief" aan toeging. Werd de conrector in zijn samenhang met de classicus naar een sterrenbeeld vernoemd, in relatie met de huidige vicaris van het Aartsbisdom, mgr V., had hij een geheel andere bijnaam. Deze V., een gevreesde, strenge en statige man, en daarbij, wat erger was, onze toenmalige rector, verwierf, vanwege de in het oog springende omvang van zijn ivoren wachters, de bijnaam Dens, zoals u allen weet Latijn voor tand. Het zal u dan ook niet verrassen dat zijn conrector de koosnaam Condens kreeg, een vorm van scholierenhumor die geen onrecht deed aan de soms wat klamme benadering van deze overigens zo goedmoedige en alleszins sympathieke Overbetuwse boerenzoon. Soms zie ik hem nog wel eens op de televisie, als de KRO, haar uitgangspunten getrouw, verslag doet van een jongerenreis naar Lourdes of Fatima, waarbij de pokdalige jeugdige ouweleters zonder uitzondering onder de nog altijd kwieke leiding van de Grote Beer tot diep in de nacht het Mysterie van Christus' Liefde aan een grondige inspectie onderwerpen.

Op dat Seminarie dus werd eens een uitvoering gegeven van een volstrekt onbeduidend maar vermakelijk en langdurig toneelstuk. Een ten onrechte voor theatraal minder begaafd gehouden Quintaleerling, Frans van der Ven heette hij, vertolkte hierin de rol van dorpsomroeper. Deze creatie vereiste dat hij op gezette tijden opstond, na een aantal gongslagen, en gedragen een tekst declameerde als: "De klok heit acht, acht heit de klok", al naar gelang het verstrijken van de tijd hem voorschreef. Toen nu het stuk ten einde liep en het middernachtelijk uur zich zowel in de vertelde tijd als in de werkelijkheid aandiende, en de tengere en bijna verlegen Fransje van der Ven zich opmaakte voor een laatste mededeling omtrent de stand van het horloge, kreeg hij een geniale ingeving. "Ik wist niet waarom ik het deed", zei hij later, maar nadat hij zich op het slaan van de gong in verticale stand had gebracht, mompelde hij, terwijl de hele zaal al ademhaalde om hem bij te vallen in de voorspelbare tekst, nog vóor iemand éen klank kon uitbrengen, langs zijn neus weg: "Het is twaalf uur." Een orkaan van gelach en een minutenlang durend applaus gewerd hem. Hij was de held van de dag en in het eerstvolgende stuk kreeg hij een hoofdrol. Een bonte avond zonder hem was sindsdien ondenkbaar. En ja, ook hij mocht zich verheugen in de belangstelling van de latere hulpbisschop, die al in een vroeg stadium jonge talenten vermocht te onderkennen. Ja, alles wilde hij van onder kennen, daar ben ik van overtuigd. En wat goed was voor de Katholieke jeugd, was ook goed genoeg voor de conrector, vooral als het aan de jeugd vastzat en kon groeien. En als het moest, wilde hij ook best in een tent, tijdens een sportkamp of zo. Maar goed, genoeg daarover.

Het zal wel geen toeval zijn, dat deze herinneringen weer eens bij mij boven kwamen, toen ik mij bezon op het fenomeen van de herhaling in het kader van de kritiek op Gerard Reves in 1988 verschenen roman Bezorgde Ouders. Naast buitengewoon veel lof voor van alles en nog wat, was het door menigeen geuite voornaamste bezwaar tegen dit prachtwerk, dat er niets nieuws meer in stond, dat alles al eens gezegd en gebruikt was, en dat Reves thematiek zich niet meer ontwikkelde. Zelf stoorde ik mij hevig aan het vele oeverloze gezwets in het boek en de interne mij veel te letterlijke herhalingen binnen dit ene werk. En Reves gebruikelijke verweer dat er niets tegen geoudehoer is zolang er maar Gods zegen op rust, alsmede de trouvaille "wie moet ik anders herhalen dan mijzelf?", had ik ook al te vaak gehoord om mij er nog mee te kunnen vermaken.
Ten einde enig inzicht te verwerven in de vraag of de bovenstaande kritiek terecht genoemd kon worden, besloot ik mijn gedachten te laten gaan over de herhaling als literair verschijnsel.

De stilistische herhaling
Het lijkt mij zinvol een onderscheid te maken tussen stilistische en inhoudelijke herhalingen. Stilistisch gezien is de herhaling een structurerend element. Dat begint al in de kleinste eenheden. Alliteratie is de herhaling van een beginfoneem. Heerlijk Helder Heineken en Hou het op Hero! doen daarin niet onder voor het krinklende winklende waterding en De zee, de zee klotst voort met eindeloze deining, waarbij de laatste twee voorbeelden ook de assonantie als herhalend element illustreren. Stafrijm, binnenrijm en eindrijm zijn klankherhalingen die een tekst vormgeven, die eenheid suggereren, en die een aangenaam esthetisch effect teweeg kunnen brengen.
In de vele versvormen met refreinregels, de families der balladen en rondelen bij voorbeeld, functioneert een zich herhalende versregel, al of niet met kleine variaties, als structuurgevend element. Het Daarom, mijnheer, noem ik mij katholiek! uit Anton van Duinkerkens "Ballade van de katholiek" krijgt een bezwerende en vermanende werking door de herhaling. Vaak ook is die herhaling, hoewel letterlijk, niet klakkeloos. In een goed rondeel ontwikkelt de betekenis van een refreinregel zich onder invloed van de gedachte die zich ontvouwt in de omliggende versregels. Deze vormen van herhaling verlenen een gedicht niet alleen structuur, maar verdiepen ook de inhoud en maken het geheel krachtiger en volmaakter. De herhaling wordt aangewend in verheffende zin en dat geldt voor de reclamekreet even goed als voor het gedicht of de prozatekst waarin zij voorkomt.
Belangrijk is wel, dat naarmate het herhaalde element groter wordt in omvang of frequentie van de herhaling, de techniek van het herhalen meer van de auteur gaat vergen. Een alliteratie van meer dan drie elementen wordt al gauw even triviaal en zinloos als een herhalende regel die zonder betekenisverandering of -verdieping wordt toegepast.
In nog groter verband zien we de herhaling als structuurgevend stijlmiddel optreden in bij voorbeeld De avonden, waar door het hele boek heen een aantal dromen van de hoofdpersoon voorkomt; geen letterlijke, inhoudelijke, maar formele herhalingen dus. Andere vormen van compositorische herhalingen vinden we in spiegelingen van gebeurtenissen, bij voorbeeld een val in het eerste én in het laatste hoofdstuk van een roman, een terugkeer van de hoofdpersoon in de stad die hij in het begin verliet, en zo voort. Mits zinvol gebruikt zullen deze herhalingen een waardevolle bijdrage leveren aan de vorm en de inhoud van het literaire werk.

Tegenover deze aanwending in verheffende zin staat een aanwending in neerwaartse richting. Een lied met een refrein wordt triviaal wanneer het refrein loutere, niets meer toevoegende herhaling is. Alleen een heel sterke tekst of melodie kan zo'n lied nog redden, zoals een herhaald motief in een muziekstuk ons aangenaam kan treffen. In de zogeheten lichte muziek, überhaupt in kunstuitingen van de amusementssector, komt dit zeer weinig voor, terwijl toch ook hier geldt: herhaling met variaties werkt versterkend en verrassend.

Tot slot van dit blokje over stilistische herhalingen wil ik de herhaling als humorprocédé aansnijden, waarmee de overgang naar het blok over inhoudelijke herhalingen bedenkelijk naderbij komt.
Herhalingen laten niet onverschillig. Ze werken verdiepend, ze voeren de spanning op, ze werken trivialiserend of humoristisch. Als humorprocédé komen we de herhaling op tientallen manieren tegen. In romans en toneelstukken treedt zij bij voorbeeld graag op in gewoonten en gezegdes van personages. De niet op haar mondje gevallen buurvrouw die iedere calamiteit met een verbasterd spreekwoord afdoet, vangt twee categorieën in éen klap. En de bejaarde grootvader die elke stilte vult met een hartgrondig maar zinledig: "Ja... ja...", krijgt na verloop van tijd vanzelf de lachers op zijn hand. En zo zijn er meer voorbeelden te geven dan mij op dit moment en op deze plaats mogelijk is.
In een artikel waarvan ik de vindplaats niet meer kan achterhalen, wees de begenadigde calvinist Maarten 't Hart er eens op, dat veel mensen die een grap vertellen, deze enige seconden na het debiteren van de clou herhalen, dit om de hilariteit die op de aardigheid behoort te volgen te vergroten. "En ik heb ze allemaal ingenomen, allemaal, maar het heb niks niemendal geholpen... Ik had ze bij wijze van spreken net zo goed in mijn reet kunnen steken...!" (Bezorgde Ouders, bladzijde 300) Hahahaha! Ik had ze net zo goed in mijn reet kunnen steken!
Afgezien van het feit dat ik u graag deze geestigheid over de man die zijn zetpillen tegen "aardbeien" bij ontstentenis van een rectum maar opgegeten heeft uit Reves jongste boek in herinnering bracht om er Maarten 't Harts theorie mee te demonstreren, wijs ik er, wellicht overbodig ook maar even op hoe hier het fenomeen van de herhaling gebruikt wordt als humorprocédé: ik heb ze allemaal ingenomen, allemaal, maar het heb niks niemandal geholpen.

Er valt over de structurerende werking van de herhaling nog veel meer te zeggen, evenals over de spanning die er mee op te roepen valt (denk aan het gebruik van toverspreuken in sprookjes), over de werking van het getal drie en ga zo maar door. Maar voor het verloop van mijn betoog heb ik de wezenlijkste dingen hierover mijns inziens nu wel gezegd.

De inhoudelijke herhaling
Een schrijver die in een boek iemand twee keer het zelfde laat vertellen, herhaalt niet alleen structureel, maar ook inhoudelijk. Met zo'n verhaal moet iets aan de hand zijn, de lezer krijgt een overduidelijk signaal.
Een woordelijke herhaling leidt direct naar thema's en motieven. Een inhoudelijke herhaling die zich uitstrekt over meer dan éen boek verwijst naar de thematiek van een schrijverschap. De idee dat een auteur doorgaans maar éen verhaal vertelt, éen boek schrijft, zij het dat zo'n boek zich in vele afleveringen en gedaantes aan ons voordoet, komt niet zelden voort uit de thematische consistentie die we in een oeuvre menen te onderkennen. Zo schijnt het dat alle bundels poëzie van Gerrit Kouwenaar gaan over het stilzetten van de tijd, het verteren van de gestolde tijd als was hij eetbare materie. Sommige mensen leven van wind, zoiets, geloof ik.
Maar om nu eindelijk eens de overgang naar Reve en Bezorgde Ouders te maken: het lijdt geen twijfel dat in Reves jongste boek een resumé wordt gegeven van de thematiek die hij in veertig jaar schrijverschap heeft ontwikkeld. Verlossing door het geloof; door het lijden (bij voorkeur van derden); worsteling met schrijverschap, seksualiteit en sacramenten (maar het meeste van deze is de seksualiteit); de wedijver tussen het verwerpen van de burgerlijkheid en het omhelzen van burgerlijke ideeën zolang ze maar in toonaangevende kringen controversieel zijn; de strijd met de Oude Slang (de Duivel), die zich manifesteert in de Drank; en een eindeloos verlangen naar de Dood, dit alles wordt in Bezorgde Ouders samengebald, nadat het eerder in vroegere werken organisch was ontstaan. Of zoals Jaap Goedegebuure ergens schreef, en ik parafraseer zijn woorden nu, want mooier dan ik had hij het toch niet kunnen zeggen: wie Reves werk vanaf diens laatste boek terugleest, ziet een uitwaaierend oeuvre, ziet thema's en motieven zich ontvouwen tot aan de bron.
Bezorgde Ouders is als het Utrechtse Centraal Station waar sporen uit alle richtingen bijeen komen. Wie niet alle lijnen reeds bereisd heeft, weet zich daar met het gehele land verbonden. Maar wie de schoonheid kent van de uithoeken, zou in het verzamelpunt van alle sporen wel eens een te krampachtige samenballing kunnen zien, een ongewenste klontering.

Inhoudelijk is Bezorgde Ouders zonder twijfel een mooi boek, maar voor mij is het wat overbodig, en dat komt niet alleen door de niet vernieuwde thematiek. Het is om het feit dat Bezorgde Ouders een herhaling is zonder variaties, hoe compact ook, dat ik niet enthousiast ben, en daarmee kom ik weer op mijn uitgangspunt terecht: de herhaling als stijlmiddel.
Dat Reve ervoor gekozen heeft Bezorgde Ouders niet iets nieuws te laten zijn, maar een boek van herhalingen, zowel inhoudelijk als stilistisch, zowel intern als in verhouding tot de rest van het oeuvre (zie ook de opgelegde vergelijking met De avonden die ons al bij de flaptekst wordt aangepraat), dwingt mij het boek als zodanig te beoordelen. En daarbij moet ik mij in de eerste plaats buigen over de herhalingen in het boek.

De herhalingen in Bezorgde Ouders
Reve presenteert ons in Bezorgde Ouders een aantal motieven die door een bijna dwangmatig herhaalde woordkeus met minimale varianten aanwezig zijn op een manier die welhaast treiterend genoemd kan worden. Symbolisch hiervoor is de niet aflatende worsteling van de ons als autobiografisch beschreven opgedrongen hoofdfiguur met het Zanglied voor alle mensen. Vooral het zoeken naar passende rijmwoorden, deze elementairste herhalingen uit de verskunst, o Ironie!, bezorgt de dichter van het Zanglied onophoudelijk hoofdbrekens.
Het is de herhaling zelf die hier gethematiseerd wordt.
Andere neurotisch terugkerende motieven zijn bij voorbeeld de verdorven vijftienjarige zoon van een kerstboomversiering verkopende vrouw, het bemachtigen en consumeren van alcoholhoudende drank, de gevonden teddybeer, de lieve mooie jonge zwarte katholieke polities, de katholieke dieren, de martelfantasieën rond Eenhoorn, de suikerzieke zwarten, de zwarte krantenbezorgers en de jonge oppasser van de door hun moeder verstoten jonge poema's.
Wie wenst te bestrijden dat Reve deze motieven nauwelijks gevarieerd gebruikt, vindt mij tegenover zich, maar een hele reeks voorbeelden aan zijn zijde. Inderdaad, nu eens zijn het "de hele mooie blonde jonge polities", dan weer "de lieve mooie jonge zwarte katholieke polities" en misschien zijn het ook nog wel eens: "de hele mooie blonde jonge zwarte katholieke polities", maar hoe dan ook, de herhaling verzandt in een teveel waar niet meer tegen op te variëren valt, alleen al omdat de lezer de variaties door hun veelheid niet meer als zodanig kan waarnemen, tenzij hij doelbewust en met pen en papier naast zich ernaar op zoek gaat.
Ik ben ervan overtuigd dat Reve met opzet en satanisch treiterend deze reeks motieven en hun herhalingen aangewend heeft. Het laat zich illustreren door het commentaar, dat hij bij het laatste optreden van de "waarschijnlijk heteroseksuele student", van wie de hoofdpersoon het kinderbadje gekocht heeft, gegeven wordt: "Ja, ja," mompelde hij, "dat weten we nu wel." (Bezorgde Ouders, bladzijde 310). En waar Reve doelbewust gestreefd heeft naar de overdadige herhalingen, gecombineerd met een even overdadig gebrek aan gebeurtenissen, vermoed ik dat hij dit deed met het oog op het tot stand te brengen contrast met de thematische samenvatting van zijn hele oeuvre. Het is van een superieure zelfspot een heel schrijversleven te laten culmineren in een roman over de worsteling van een mislukt auteur, waarin niets tot stand gebracht wordt, een roman die ook nog eens voor driekwart uit herhaling van zichzelf bestaat.

Je zou haast gaan denken dat ik overloop van bewondering voor dit boek, en in zekere zin doe ik dat ook, zij het dat ik tegelijkertijd meen het te moeten verwerpen. Als ik ervan uitga dat Reve door zijn werkwijze de herhaling gethematiseerd heeft, moet ik het daarop beoordelen en vind ik daarin de grond voor mijn afkeuring. Reve maakt namelijk vooral gebruik van de herhaling als humorprocédé en al eerder heb ik betoogd dat achter de bedrieglijke lichtheid van humor en amusement een groot risico schuilgaat. Meer nog dan ergens anders gaat het hier om de perfecte timing en dosering, de geraffineerde variatie en de onopvallende opbouw die meedogenloos leidt naar een alle weerstand vernietigende clou. Maar noodgedwongen zijn dit technieken die bijna alleen op de korte termijn werken. Wanneer de eerder genoemde bejaarde grootvader éen scène lang de stiltes in een gesprek vult met zijn hilariteitverwekkende: "Ja... ja...", krijgt hij inderdaad de lachers op zijn hand. Doet hij dit vier actes lang, van kwart over acht tot half twaalf, dan wanen we ons bij het Theater van de Lach en is het lachen ons al lang vergaan. En die buurvrouw met haar volkswijsheden blijft leuk als ze er ieder bedrijf éen ten beste geeft, meer niet, en dan blijkt deze techniek ook nog, met wat moeite, op de lange termijn te werken, maar het wordt al ingewikkelder. Daarom ook was destijds Fred Haché niet leuk en daarom was Barend Servet zo vervelend. Eén aflevering was het nieuw en oude kaders doorbrekend, daarna konden alleen giechelige pubers er nog hun hart aan ophalen die zich overal tegen af wilden zetten en die alles aangrepen wat afweek om zich ermee verwant te kunnen voelen.
Reve heeft zich in Bezorgde Ouders tot de Wim T. Schippers van de literatuur gemaakt. Hij spant zijn herhalingen als humorprocédé over de breedte van een roman en met een frequentie die zij niet aankunnen. Daarmee wordt dit stijlmiddel in neerwaartse richting aangewend en wordt het een trivialiserend element, dat zeker haaks staat op de verheven synthetiserend-thematische inhoud, maar een contrast oplevert dat die inhoud niet versterkt, maar dreigt mee te slepen in die trivialiserende neerwaartse spiraal. Je zou nog de indruk krijgen dat het hele boek nergens over gaat, alsof je vanuit de hoogte op het Utrechtse Centraal Station neerkijkt, overlopend van bewondering voor zo veel technisch vernuft, maar met het gevoel dat er geen trein meer binnenkomt, omdat de breedte van de rails niet overeenstemt met de afstand tussen de wielen.
Nee, Frans van der Ven, kent u hem nog uit het begin van dit verhaal?, wist niet wat hij deed, maar hij had het goed begrepen. Het variëren van de herhaling werkt alleen op het juiste moment; niet als het gebukt gaat onder een teveel en niet als je de lezer te lang met onherkenbare varianten om de oren hebt geslagen. Zonder twijfel wist hij instinctief ook, net als alle goede komieken, dat je nooit twee keer de zelfde grap moet vertellen op éen avond. Dat hodie mihi, cras tibi vertaald wordt met ik krijg jou nog wel, is uitzinnig leuk, maar dat in vino veritas het zelfde zou zijn als met wijn meer mans wordt al minder en is in zekere zin een herhaling, de herhaling van een procédé, die niet meer werkt. Zeker niet als je ook nog eens aankomt met masturbi et mastorbi. Hallelujah, Seth Gaaikema is terug op aarde.

Een principiële kwestie
Nu ik aan het eind begin te komen van deze op een warme zomerdag bijeengeïmproviseerde causerie, wil ik een paar fundamentele vragen aan de orde stellen.
Mag een schrijver zichzelf herhalen of moeten we hem beoordelen op de thematische vernieuwing en ontwikkeling die hij biedt of niet biedt? Mag je Bezorgde Ouders veroordelen omdat datgene wat je in eerdere boeken van Reve zo waardeerde (de stijl, de ironie, de thematiek, de geilheid) in het jongste boek zo identiek terugkeert? De vraag stellen, is hem beantwoorden. Ik kan van De Taal der Liefde blijven genieten, hoe vaak ik het boek ook herlees. Als ik de zelfde elementen terugvind in Lieve Jongens kan ik daar evenzeer van genieten, tenzij die elementen ook in hun verschijningsvorm identiek zijn. Je kunt een schrijver zijn stijl niet kwalijk nemen, behalve als die verwerpelijk is, en dat geldt ook voor zijn thematiek. Als Reves stijl in De Taal der Liefde superieur is en in Lieve Jongens idem, mag en wil ik hem daar niet op aanvallen. Als de thematiek uit het ene boek in het andere terugkeert, maar niet letterlijk herhaald wordt, acht ik dat geen enkel bezwaar, integendeel zou ik haast zeggen, zo lang die thematiek nog niet uitgeput is en ook in haar nieuwe manifestatie vermag te blijven boeien.
Maar als Reve in zijn volgende boeken weer die man met de aambeien de zetpillen laat opvreten ("Ik had ze bij wijze van spreken net zo goed in mijn reet kunnen steken", 2 x), voel ik mij bekocht. Dat is een vorm van herhaling die niet inherent is aan door God gezegend schrijverschap.
Wanneer Bezorgde Ouders mislukt is op basis van een intern stilistisch misverstand, de in neerwaartse zin aangewende herhaling, geldt dat in zekere mate ook voor de smakeloosheid waarmee elementen uit vorige Reveboeken te letterlijk herhaald zijn in dit zijn jongste boek. "Als het oorlog wordt, zit je zo weer zonder", om maar eens een voorbeeld te geven. Het cliché als humorprocédé laat zich niet rijmen met het humorprocédé van de herhaling.
Hoe positief je als lezer je verwachtingen ook kunt spannen, hoezeer je kunt billijken dat een schrijver alleen zichzelf kan herhalen, hoeveel voordeel van de twijfel je een geliefd auteur ook geeft, er is een grens aan de klakkeloosheid waarmee gedram, getreiter en gemakzuchtige letterlijke herhaling geaccepteerd worden.

Enfin, voor ik mezelf te vaak ga herhalen, nog éen observatie. Tijdens een bezoek aan Artis op zondag 28 mei jl. vatte in mij de idee post dat ik wist hoe Reve in werkelijkheid ontdekt heeft dat er katholieke dieren bestaan. Bij de kooien van de katachtigen, niet ver van de luipaard ("een heel vroom dier") bevindt zich een duidelijk voor het publiek zichtbaar bord met de tekst: Voertijd 15.00 uur, vrijdag niet.
Vat u 'm? Vrijdag niet. Katholieke dieren mogen op vrijdag geen vlees eten. Dat mogen ze niet op vrijdag. Hahahaha, vrijdag niet.
Dáar zouden ze nou eens een roman over moeten schrijven.

 

| index | inhoud | ten geleide | vorige preek | volgende preek |