PORTRETSONNETTEN 21
Maar kindje toch, natuurlijk, enig ja
Ja, fabeltastisch, en zo lenig ja...
O, alles hoor, van achter en van voren
Jazeker meid, de stoom kwam uit mijn oren
En dan dat lijf, o goddelijk gewoon
Een Griekse God, nee: godenzoon
Gespierd, gebronsd en bijna onbehaard
En goed geschapen, meid... een zwaard!
En niet na één keer klaar en weer verschrompeld
Ik noem hem in gedachten Obelix
Hij heeft hem vast in toverdrank gedompeld
Ja uitgewoond, wat zeg ik: uitgescheurd
Condooms, nou nee, die vindt hij drie keer niks
Maar kindje toch... dan was er niets gebeurd!
 |