PORTRETSONNETTEN 22
(tot besluit)
Te moe voor dit, voor dat bekaf
En hier te koud en daar te guur
Te arm zelfs voor de bedelstaf
Hij telt zijn dagen bij het uur
Ziet van het koren slechts het kaf
Proeft niet het zoet, maar wel het zuur
Hij kende vroeger rust noch duur
Nu haat hij de gestrekte draf
En dooft het laatste vonkje vuur
Hij draagt zijn lichaam als een straf
Mijdt verre vriend en naaste buur
En neemt een voorschot op zijn graf
Niets rest van wat zijn jeugd hem gaf
Hij sterft bij leven langzaam af
|