PORTRETSONNETTEN 14
Wat moet die vent? Het lijkt of hij me kent
Maar ken ik hem? Dat hoofd, die jas, die stem?
Hij keek me steeds al zo indringend aan
Liep mee toen ik wat verderop ging staan
Ik was het liefst van alles weggerend
Maar telkens zette hij me tactisch klem
Ik kon alleen langs hem de deur uit gaan
Hij stond nooit ver genoeg van mij vandaan
En steeds als ik terugkijk weer die lach
Alsof hij in mij iets bijzonders ziet
Hij ziet niet mij, hij ziet een visioen
Van dingen die hij graag zou willen doen
Maar die hij niet meer kan of niet meer mag –
Hoe oud ik ook zal zijn, zó word ik niet!
 |