Je weet dat alles kan nu niets meer hoeft
Je hebt geen woorden nodig om te zeggen
Dat je aan niemand iets hoeft uit te leggen
De stilte is vooroorlogs en beproefd
Soms dringt er iets van vroeger tot je door
Een voetstap die nabijkomt en verdwijnt
Een flits van hoe de zon een huis beschijnt
Een flard van een gezicht, een mond, een oor
Dan zak je weg, een zinken zonder water
Waarin het licht almaar diffuser wordt
Je zweeft een zachte bodem tegemoet
En landt wanneer je zelfs niet meer vermoedt
Dat dit de aankomst is die lang of kort
De route vormt naar tussen nu en later