Cees van der Pluijm  -  GEDICHT VAN DE MAAND

BEEK 23
NEGER


I

Dit is het - wat ik zie, is wat ik zeg
Er loopt een naakte, zwarte man door Beek
Een neger, die op de Verbindingsweg
Zomaar begon, toen niemand naar hem keek

Hij loopt maar wat, niet langzaam en niet hard
Hij talmt wat bij het grote waterrad
En slaat dan de Rijksstraatweg in, zo zwart
Zo naakt, zo glanzend en zo glad

Als ebbehout, geschild, geschuurd, gelakt
Een neger, naakt, in eigen zwart verpakt
Hij wandelt langs 't Spijker, richting Kleef

Maar niemand neemt hem waar. Hij kijkt wat scheef
En schichtig om zich heen, hij zoekt misschien -
Dan knikt hij, en verdwijnt hij, ongezien



II

Toen ging er een gerucht: hij is geweest
Wie? Hij. En hij was groot en zwart en naakt
Hij is geweest. O ja? Wie zag hem dan?
Geen mens. Hij zou ontwaard zijn op De Geest

Hij liep over de Waterstraat. Onaangeraakt
Ging hij door Beek, zo zacht als niemand kan
Op voeten als van vilt, een groot zwart beest
Hij is geweest. Wat heeft hij meegemaakt?

Een onbewaakt moment van stug verdriet
Een dorp vol witte mensen en alleen
Hij groot en zwart en naakt, en niemand ziet

Dat hij er is. Toen hij naar Kleef verdween
Ging het verhaal. Hij was er wel. Of niet?
Het brave dorp liep naamloos door hem heen

 
vorige gedicht volgende gedicht


| index | actueel | curriculum | bibliografie | gedicht | column | foto's | reageren | sitemap |