I
Niet bibberig de hand van drank
Of ouderdom
In dit, de porseleinen klank
Van deze kom
Heb ik getekend wat ik zag
Die avond laat
In lijnen fijner dan het rag
Van spinnedraad
Het zachte schijnen van het licht
Zo transparant
Legt in de kom jouw blank gezicht
Je bleke hand
Zet ik ernaast, je knijpt hem dicht
Er loopt geen zand
II
Stilleven, brood, een kom, wat wijn
En wat bestek
Haast bevend neergezet: een lijn
Een flauwe vlek
De breekbaarheid van wat ik schets
Een tafelstuk
Is hier en daar misschien wat flets
Van klein geluk
Maar in het linnen schuilt een kruis
Als grondpatroon
Je hand vermaalt het zand tot gruis
Hier is het oog van de cycloon:
Ik leef, ik woon
In dit mijn dorp, in jou mijn thuis