Cees van der Pluijm  -  GEDICHT VAN DE MAAND

BEEK 18
WINTER & HET WYLERBERGMEER

«het bos hangt vol met dode jongens»


I

O taaie januaridagen
Die traag in duisternis vergaan
Terwijl de bomen roerloos staan
En kaal geen blad of vrucht meer dragen

Je paden zijn zo vet als traan:
Door zware mist, die neergeslagen
Weer water wordt, en regenvlagen
Tot modderpoelen aangedaan

Je bos een boek - ik lees erin
Met tegenzin. Steeds stokt mijn hand
Zodat ik nog maar eens begin

Die bladzij die niet om wil slaan
Zij wijst het allerlaatste land
Vol taaie januaridagen



II

O Wylerbergmeer: vlies van ijs
Bedekt in tinten zwart en grijs
Je diepte die zo lokken kon -
Je lacht als was je niet goed wijs

En dan opeens: de winterzon
De sneeuw geeft al haar schitt'ring prijs
Ik voel opnieuw: dit is de bron
Van wat mijn hoofd aan lichtheid won

Hier lijkt een boom niet op een kruis
Of op een galg; hier stroomt wat komt
Hier staan de takken zelfs in knop

Hier slikt het water door de sluis
Terwijl die dwaze lach verstomt -
Van hier kan ik de berg weer op

 
vorige gedicht volgende gedicht


| index | actueel | curriculum | bibliografie | gedicht | column | foto's | reageren | sitemap |