Cees van der Pluijm  -  GEDICHT VAN DE MAAND

BEEK 9
HERFST IN 'T HOOG EN 'T LAAG

in memoriam matris 3 juli 1924 - 25 november 1998


I

Kastanjebolsters spatten zonder schromen
In doffe ploffen op de grond uiteen
Een vaag geritsel eerst, hoog in de bomen
Dan valt de bom en schiet zijn scherven heen

De wind scheurt een voor een de dode blâren
Van tak en twijg en waait de orde los
Waarna de dalen al het blad vergaren
Tot rottend vloerkleed van het vale bos

Een kale tak tikt vinnig op mijn ruit
Het ritme van voorbijgevlogen jaren
En speelt een grimmig spel in 't koortsig dromen
Waarmee ik elke nacht de slaap besluit

We zullen nooit meer worden wie we waren -
De eerste nachtvorst zal nu spoedig komen



II

Een trage mist klimt talmend naar omhoog
Als adem uit de mond van de rivier
Als damp die afslaat van een slapend dier
Dat haast ontwaakt, dat even iets bewoog

Een rilling die de nacht voorgoed zal stoppen -
De polder ondergaat zijn lot gelaten:
De wasem kruipt in kieren en in gaten
Van koeien kent men enkel nog de koppen

Ik zie in 't eerste licht de flarden kruipen
Vanuit de Ooij tot over 't kerkhof heen
De zerken worden klam, de bomen druipen

Ik zie geen mens. Of toch? Ik zie er een
Die langzaam uit de mist hierheen komt sluipen:
Een schim, mijn moeder, moederziel alleen

 
vorige gedicht volgende gedicht


| index | actueel | curriculum | bibliografie | gedicht | column | foto's | reageren | sitemap |