HET VLOT
Het water draagt van lucht en licht
Het spiegelbeeld, een lichtgewicht
Dat wijd en zijd zich heeft verbreid
Als golfsgewijze luchtigheid
Het water schraagt wat blijft en drijft
Het schrijverke dat schoonschrift schrijft
De zwaan die voortschrijdt als versteend
De siergans en de slobbereend
Het water vraagt of vordert niet
Verschuilt zich in een zwijgend lied
Beklaagt in stilte maar zijn lot
Dat er muziek was op het vlot
Muziek die vlood en ongehoord
In wanklank weerloos werd gesmoord
 |