DE FONTEINVIJVER
Het rijst omhoog, als reikend naar de lucht
Heel even van de zwaartekracht ontdaan
Tot er een eind komt aan de korte vlucht;
Terugval door de zwaartekracht ontstaan
Het water, dat met klaterend gerucht
Zich haast, op weg om nergens heen te gaan
(Als ons bestaan, een flits, een ijle zucht)
Vergeefs zich door de leegte heen te slaan
Maar soms, in glans en warmte van de zon
Verschijnt de schilder die zijn bont palet
Voor even in de waterstralen zet
Je zou ze willen houden als het kon
Die kleuren in de druppels ingebed
Van water dat herinnert aan de bron
 |