DE WITTE VILLA
Vanuit de verte hoorde ik muziek
Het koper drong met vlagen door de bomen
Het moest van vroeger zijn, teruggewaaid
En dwong je nu om naar het park te komen
Er zong je van de heuvel tegemoet
Zo levenskrachtig, zo melancholiek
Een klankbeeld dat de tijd had teruggedraaid
Daar, rond de Villa, liep een bonte stoet
Met witte helmen, groen-wit uniform
En blinkend goud waarvan de kelen weenden
Van dichtbij klonk het als een najaarsstorm
De Villa zag het aan, vermoeid haar lach
Gevangen in haar leden die versteenden -
Maar toch: haar dag, haar Koninginnedag
 |