PORTRETSONNETTEN 3
Een jongen van zestien, van achttien, hooguit
Zo huppel ik door het bestaan
Een duchtige jager, begeerlijke buit
Die minnaar wil zijn of rivaal
De billen ferm strak en de lippen getuit
Zo val ik mijn prooidieren aan
Toch kijk ik niet graag in een glimmende ruit:
De spiegel vertelt mij een ander verhaal
Mijn leeftijd telt werkelijk dertig jaar meer -
Ik ben voor de jeugd als een uitstervend dier
Een aasrestjes zoekende gier
Die kaal in de veren, verhongerd, verward
Een worm vindt, hooguit, in zijn peer
Ik lach, maar het sneeuwt in mijn hart
 |