VOORLOPIGE BESTEMMING 8
Er was een lied in jou, pathetisch wel
Maar toch, je zong je groot: je ging door roeien
En door ruiten, tot beide oren tuitten
En tot het glas uit elke sponning sprong
Vanuit de diepten kwam je, hard en fel
Een joch dat zich met alles ging bemoeien
En zich steeds onbewimpelder ging uiten
En diepte zocht in alles wat hij zong
Totdat het deksel haast je neusbeen brak
Jouw wereld bleek opeens de jouwe niet
Niets was van jou waar jij je neus in stak
De ander was je plotseling, je liet
Je overbluffen met het grootst gemak
Verstomd doorproefde je een oud verdriet
 |