Toenemend feestgedruis?
een column

Vroeger kostte het me nog wel eens moeite in gezelschap de lachers op mijn hand te krijgen. Tegenwoordig is dat een fluitje van een cent. Ik stelde namelijk een boek samen voor een gerenommeerde uitgeverij en wat daar gebeurde, is te leuk voor woorden. Ik vertel het dan ook overal rond, dus waarom niet hier?

Nadat ik het digitale manuscript met een keuze uit het werk van een beroemde Nederlandse light-versedichter onder de nodige druk op tijd had ingeleverd, gebeurde er twee maanden niks. Nou ja, niks: ik hoorde niks, maar twee redactrices en een correctrice bogen zich erover en dat resulteerde in een geredigeerde versie die me de haren te berge deed rijzen.

De gedichten in het typoscript waren grondig onder handen genomen. Waar de dames een mogelijkheid zagen, hadden ze verbeteringen aangebracht. Zo werd "enig kind" veranderd in "enigst kind" "wagon" (een rijmwoord!) in "wagen", "bezoekerschap" werd "bezoekersschap" en dan noem ik nog maar drie van de tientallen voorbeelden. Zelfs in geciteerde gedichten van anderen (Gerrit Achterberg, diverse negentiende-eeuwers) meenden de redactrices wijzigingen te moeten aanbrengen.
Voorts werden er aan woorden lettergrepen toegevoegd of ontnomen (wat bij metrische gedichten tot opmerkelijke resultaten leidt), niet begrepen grappen werden taalkundig verbeterd, drieregelige gedichten werden tweeregelig gemaakt, van samenstellingen die éen woord vormden, werden twee woorden gemaakt, het ollekebolleke (een technisch zeer precies omschreven vorm) werd op cruciale punten (regel 6 bij voorbeeld) zo gewijzigd dat de versvorm niet meer klopte, enzovoort enzovoort.

Eerst dacht ik dat hier een grap met mij werd uitgehaald, maar gaandeweg werd mij duidelijk dat onkunde, desinteresse en arrogantie hier hand-in-hand gingen en mijn werk van een paar maanden grondig vervuild hadden. Het kostte me ruim een dag arbeid alle toegevoegde fouten eruit te halen (en in de latere proeven nog eens omdat een aantal fouten hardnekkig terugverbeterd werd...)

Mijn boosheid die langzamerhand overging in blinde woede, werd door de eindredactrice afgedaan als lichtelijk overdreven, en een kille bejegening werd mijn deel gedurende de verdere samenwerking.
Die kilheid nam nog toe, toen bleek dat ik tegen de wens van de redactie in (en tot grote vreugde van de dichter wiens bloemlezing ik samenstelde) vasthield aan het gebruik van een beperkt aantal voetnoten bij de gedichten.
Redactrices houden niet van voetnoten. Een van de dames voegde me met rode inkt in de kopij toe dat de voetnoten "zeer storend en van een pseudo-wetenschappelijkheid" waren. Maar ik zou handhaven.

Vormgeefsters houden ook niet van voetnoten. Niet dat ze die lezen, welnee, ze lezen helemaal niks, ze geven alleen maar vorm. En vormgeefsters (m/v) hebben het voor het zeggen tegenwoordig. De mijne bedacht een format (nou ja, format, de titels liet ze inspringen en zelfs dat vergat ze de helft van de tijd) waarin ze de tekst gewoon liet leeglopen. Klaar was ze. Dat bij het converteren wiskundige symbolen voor pi en kwadraat iets heel anders werden en dat cursieven willekeurig wegvielen, dat viel haar niet op. Ze las immers niet.
Überhaupt had ze iets tegen cursieven, wat bleek uit het feit dat ze voor het voorwoord en de intermezzi in proza een lettertype koos dat helemaal geen cursief kende! Dus boektitels (die toch echt in cursief moeten, een internationaal gerespecteerd systeem) werden vet. Alles wat ik cursief wilde, werd vet. Vormgeversterreur!

En wat ze echt doen moest, deed ze niet. Een paar gedichten behoefden een bijzondere typografie. In vorige uitgaven hadden de uitgevers daar zorg voor gedragen. Onze vormgeefster vond dat ze kon volstaan met het afdrukken van een fotokopie van een fotokopie uit die andere boeken, wat niet alleen auteursrechtelijk onjuist is, maar ook lelijk (ander lettertype, rafelige letter, onleesbaarheid soms). Slechts na lang aandringen was men bereid er het nodige aan te doen.

Iets anders. De dichter wiens werk ik bloemleesde, wilde graag een foto van hem en de samensteller in het boek. Maar de dames op de uitgeverij hadden inmiddels eendrachtig besloten dat die lastige Pluijm kort gehouden moest worden en dat dit soort ijdelheid (alsof het mijn idee was!) afgestraft diende te worden. Die foto kwam er dus niet.

En verder? Tot in de laatste proef kon ik ongevraagde verfouteringen eruit halen. Overleg werd al lang niet meer gevoerd, ook niet toen ik via de plaatsvervangend directrice1 gepoogd had het contact ter discussie te stellen teneinde het te verbeteren. Communicatie is immers tijdverlies.

Dat de samensteller ook misschien wel wat mensen voor de boekpresentatie wilde uitnodigen, werd natuurlijk over het hoofd gezien. Op diens verzoek toch een lijstje te mogen inleveren, werd snibbig gerepliceerd dat het niet zijn feestje was en dat het hopelijk geen lijst met twintig mensen zou worden.

Nee, het was helemaal geen feestje te werken met een uitgeverij waar de verantwoordelijken bij kritiek acuut onder tafel doken, vervolgens de verantwoordelijkheid afschoven en ten slotte de boodschapper doodsloegen.
Een gerenommeerde uitgeverij. Zeker. Ik zal de naam niet noemen. Zwijg en vergeet maar.

 


1. God zij dank is de echte directeur die begiftigd is met gezond verstand, interesse in zijn vak, passie voor literatuur en respect voor zijn auteurs terug van zijn sabbatical. Ik kan met gerust hart aan een nieuwe uitgave beginnen: de verzamelde liedteksten van een overleden blinde dichter/zanger.

Zie ook  Toenemend feestgedruis


| index | actueel | curriculum | bibliografie | gedicht | column | foto's | reageren | sitemap |