Cees van der Pluijm

HET KERKHOF TOT LEVEN:  EEN BIJZONDER ALLERZIELEN

Nijmegen, Begraafplaats Jonkerbosch, 31 oktober 1999
bij een fototentoonstelling van Paul van Laere



Het visioen
Vanuit het raam van mijn woonkamer, op de zolderetage van de voormalige St. Jozefsschool in Beek, zie ik uit over het kerkhof van ons dorp. Op een winderige vrijdagmiddag - bij wijze van onderbreking van mijn werk stond ik wat over de begraafplaats en over de verderop gelegen Ooijpolder te staren - wordt mijn aandacht gewekt door een groep kleurig geklede mensen.
Ze hebben grote biezen manden bij zich, gevuld met brood en fruit, met koud vlees en allerlei dranken. Het is een fleurige stoet: waar je kijkt, zie je bloemen. Ook dragen de mensen allerlei zelf vervaardigde voorwerpen met zich mee, zoals fel beschilderde maskers, grote en kleine huisaltaartjes, kandelaars en kaarsen in allerlei soorten en maten.
En om dit corso compleet te maken, is er muziek. Geen treurmarsen, maar nu eens vrolijke, dan weer weemoedige muziek.

Tegen de avond zijn ze er nog steeds. Het is inmiddels koud geworden, de dekens zijn te voorschijn gekomen en de vele kaarsen geven nu, naast licht, vooral warmte.
Ook de volgende ochtend zijn ze er nog. En als ik het dorp inloop om boodschappen te doen, zie ik dat alle winkels versierd zijn. Doodshoofden, geraamtes en engelen lachen me toe. De bakker heeft speciale broodjes gebakken, de supermarkt heeft funeraire picknickpakketten samengesteld, kortom: ons hele dorp staat in het teken van de dood.
Even lijkt het of onze dierbare overleden terug zijn. Ze worden drie dagen lang betreurd en gevierd, ze worden toegesproken en toegezongen, ze zijn in ons midden, net als de dood in ons midden is: niet angstaanjagend, maar als een wezenlijk bestanddeel van het leven.

De werkelijkheid
Ja, zo zag ik dat allemaal. U zult denken: hij heeft zich tegoed gedaan aan de paddo's, aan de alcohol of aan andere geestverruimende middelen. Nee, niets van dat al. Het was het geestesoog waarvoor deze beelden opdoemden. Een visioen, het voorstellingsvermogen van de geest, dat sterker is dan alle vlees.

Natuurlijk weet ik ook dat een dergelijke, op Mexicaanse leest geschoeide viering van Allerzielen in ons land niet denkbaar is, al was het maar vanwege ons klimaat dat overnachtingen op een kerkhof in November menigeen met een dodelijke longontsteking (en daarmee met een definitief verblijf op de begraafplaats) zou opzadelen.
Maar er zijn meer redenen waarom een dergelijke viering bij ons niet kan aanslaan. In onze, Nederlandse cultuur staat de beheersing centraal. Geen exuberante, barokke jammerpartijen; geen hartverscheurend, wekenlang rouwbeklag; geen advertenties of herdenkingen die een jarenlang krachtig monument van verdriet en dankbaarheid in ons wakker roepen - neen, geenszins. Wij beheersen ons.
Dat de diepbedroefde weduwe bij een begrafenis huilt, kunnen wij billijken. Maar het is vol respect dat wij zeggen: "Ze had zichzelf snel weer in de hand. Een sterke vrouw..." Want een sterke vrouw huilt niet; nou ja, heel even.

Wij beheersen ons. Wij verliezen ons niet in grootse grafarchitectuur, die een uiting zou kunnen zijn van liefde en respect voor de doden, van ons blijvende verdriet en van het belang dat een graf voor ons heeft, omdat het onze behoefte aan contact met de dierbaren belichaamt.
Wij knikken instemmend als iemand zegt: "Wat betekent zo'n graf nou? Wat daar ligt, is onze Piet niet meer. Wij bewaren de herinnering wel in ons hart."
Eigenlijk denken wij ook hierbij al gauw: "Doe maar gewoon, dan doe je gek genoeg." Een opvallend grafmonument zien wij als vertoon voor de buitenwereld, en daar houden wij niet zo van. Toch hoef je niet ver over onze landsgrenzen te gaan om te zien dat het heel anders kan.

Maar nee, wij beheersen ons. Tegen wie hier na een paar maanden nog rouwt, zeggen wij welgemoed: "Kop op, het leven gaat verder." Maar het leven gaat niet verder. Daarom rouwen we juist.

Eigenlijk vinden wij begraven een beetje luguber. Je weet nooit precies wat daar gebeurt, in het donker, onder de grond. En stel je voor dat je schijndood bent... En wie heeft zich nooit een voorstelling proberen te maken van hoe de overledene er een half jaar of een jaar na de begrafenis uitzag?
Nee, niet voor niets is in Nederland het cremeren de laatste decennia zo populair geworden. Dat doen we heus niet om Mieke Telkamp, maar omdat het zo'n mooie, schone oplossing is; en ook zo gerieflijk bij slecht weer.

Voor wie gelooft in een leven na de dood, hebben rituelen rond sterven en begraven een andere betekenis dan voor degenen die geloven dat er niets is na dit leven. Er zijn mensen die de aanwezigheid van de gestorvenen als buitengewoon reëel ervaren. De begraafplaats wordt niet zelden als een gelegenheid ervaren waar dat contact bij uitstek mogelijk is.
Maar wij blíjven ingetogen. Mexicaanse toestanden, zoals ik die in mijn verbeelding kon waarnemen, zullen we hier niet tegenkomen.
Zeg nou zelf, ziet u zich al een fleurig kleedje op het graf van een geliefde leggen, om het daarna als een feestelijke tafel te dekken en lachend en pratend uw lievelingsgerechten te delen met familie en vrienden?
Wij vinden het al heel wat, wanneer een graf een beetje onderhouden wordt: wanneer de aarde wat aangeharkt is, de kiezeltjes niet al te zeer onder de algen zitten, de steen niet te bemost is en de letters nog leesbaar zijn. En eens per jaar een vers chrysantje, dan ligt vader er weer prachtig bij.

Voor wie is de uitvaart?
Ik heb eens iemand horen zeggen: "Ik wil niet begraven worden, want als er toch niemand komt om het graf te onderhouden, wat doe ik daar dan?"
Waarom zegt iemand dat? Over de kans dat je zelf merkt of je graf onderhouden wordt, weten we weinig. Maar voor wie zijn de rituelen rond sterven en begraven dan wel bedoeld?
Voor gelovige mensen hoort een mooie uitvaart erbij, inclusief kerkdienst en stichtelijke woorden. Zij zien de dood als een overgang naar God, en als ons stoffelijk omhulsel al geen respect verdient omdat het naar Zijn beeld en gelijkenis geschapen is, wordt het toch minstens eerbiedig in de wacht gezet voor de wederopstanding. Een uitvaart is dan ook een collectief gebeuren, de voorlopig laatste gezamenlijke activiteit van de overledene en zijn naasten, voor het oog van God.
Voor niet-gelovigen is een begrafenis veel meer een definitief afscheid. De rituelen waarmee dat gepaard gaat, zijn niet gericht op een leven hierna, hooguit op een terugkeer naar de kringloop van de natuur, een weer opgenomen worden in het al waaruit de mens ontstond.
De toenemende ontkerstening van de samenleving heeft geleid tot (en is voor een deel misschien ook wel voortgekomen uit) een verregaande individualisering.
Wat ik meen waar te nemen, is dat uitvaarten zich langzaamaan ontwikkelen van een op de overledene en het hiernamaals gerichte viering tot een activiteit ten behoeve van de achterblijvers.
Niets voor niets lezen we in overlijdensadvertenties in toenemende mate de woorden ik en mijn, zoals in Connie Palmens inmiddels veel geïmiteerde regel bij het overlijden van Ischa Meijer: "Mijn man is dood."

Uitvaart en rouwrituelen zijn er steeds meer voor de overlevenden. De schrijfster Annie M.G. Schmidt zag haar uitvaart als het laatste feestje dat zij gaf. Voor haar dierbaren. Niet voor haarzelf.
En hoewel de nabestaanden de laatste decennia steeds vaker (niet voor de doden en niet voor God maar voor zichzelf) een eigen invulling en kleuring geven aan de rituelen, durven veel overledenen daar bij leven nog nauwelijks op te vertrouwen.
Gedetailleerd in het hoe en wat beschrijft menigeen de gang van zaken bij zijn eigen begrafenis. Wel of niet met kerkdienst, welke muziek, wie er spreekt (en vooral wie niet!), bloemen, kleding, teksten, de kleur van de kist, hoe het graf er gaat uitzien - alles wordt vastgelegd.
In extreme gevallen kunnen de dierbare nabestaanden - zelfs wanneer het hun een goed gevoel geeft als zij de uitvaart kunnen inrichten naar de wensen van hun overledene - er dan toch een beetje buiten vallen. Het wordt niet hún feestje, terwijl het dat misschien wel zou moeten zijn.

Voor hen gaat het leven namelijk door. Het cliché is niet onwaar. Zij staan met z'n allen voor het verlies en voor het mysterie dat de dood altijd zal blijven. Zij hebben een probleem op te lossen én iets te vieren. Te vieren dat zij getuige mogen zijn geweest van een leven, dat zij iemand gekend hebben, dat zij hebben liefgehad.

Vrolijkheid
Maar vieren, dat is niet ons sterkste punt. Dat je ook kunt vieren zonder polonaise en alcoholhoudende drank, is voor velen moeilijk voorstelbaar. Vieren is ook gedenken en dat hoeft niet alleen in droefenis, zoals mijn Mexicaanse visioen al liet zien.
En vieren en gedenken kunnen ook doorgaan na de begrafenis. De manier waarop zal misschien veranderen: door de afstand in de tijd ontstaat er meer ruimte. En juist in dat laatste (leven met de doden lang na de begrafenis) zijn wij traditioneel niet zo goed. Daarvoor moeten wij de vormen nog ontwikkelen.
(Overigens, áls Nederlanders eens een bijzondere uitvaart en herdenkingsbijeenkomst op touw zetten, zoals laatst met de eigenaar van de Roxy in Amsterdam, steken ze gelijk de hele zaak in brand. Het is alles of niets bij ons: je beheersen of je verliezen, terwijl daar toch zoveel tussen zit.)

Vieren en herdenken. Het eerste lijkt bij ons spreekwoordelijk gepaard te gaan met volksfeesten, vuurwerk, lachen, gieren, brullen en drank, terwijl herdenken niet anders schijnt te kunnen dan met zware muziek en zwarte kleding. Kijk maar eens naar ons wonderlijke 4-&-5-mei-contrast.
Ongewild zijn we trouwens vaak wel humoristisch rondom begrafenissen. Beroemd is de overlijdensadvertentie met de beginzin: "Tijdens zijn vakantie in Zwitserland heeft het de Here behaagd tot zich te nemen, onze liefste...."
En schrijnend van schoonheid is de tekst die ik onlangs las: "Tot onze grote droefenis is voortijdig een einde gekomen aan het lijden van onze dierbare man en vader..."

De tentoonstelling
Omgang met de dood is iets voor de levenden. Rouwrituelen zijn er voor de nabestaanden. Voor wie eens wil nadenken over een andere manier om de dood te beleven, is de fototentoonstelling van Paul van Laere een prachtige gelegenheid. De foto's tonen een aanpak die de onze niet is en de onze ook nooit zal worden. Zij wijzen ons er wel op, dat het zin kan hebben stil te staan bij de clichés van onze rouwtradities. En er is niets tegen clichés, als ze maar bieden wat de gebruiker ervan verlangt.
Er is in onze uitvaartgewoonten veel meer ruimte voor een persoonlijke invulling, een invulling die zinvol is voor onze rouw. En vooral een invulling waarbij rouw niet beperkt hoeft te blijven tot een korte periode en een klein arsenaal aan gebruiken.
Voor wie de dood een normalere, van afschrikwekkendheid ontdane, plaats in het leven wil geven, bieden de Mexicanen prachtige beelden. Zij verwerken de dood in het alledaagse bestaan - de dood die nooit een vriend zal worden, maar die niet louter angst of vijandschap verdient.
Laten we met elkaar eens van gedachten wisselen over wat er allemaal mogelijk zou moeten zijn, laten we ruimte maken voor visioenen en verbeeldingskracht.

Ik dank u voor uw aandacht en nodig u nu graag uit deze bijzondere tentoonstelling te gaan bekijken.



| index | actueel | curriculum | bibliografie | gedicht | column | foto's | reageren | sitemap |