Cees van der Pluijm  -   RADIO KOOTWIJK

GEBOUW A


I

Vanuit de zaal weerklonk een zwaar geruis
Een hees geloei deed al je botten trillen
Het was er stervenswarm, ondanks de kou
Van marmer, bakeliet, beton en staal

En bovenin, daar hield je vader huis
Hij was God zelf; de nukken en de grillen
Van alle zenders kende hij voor jou
Hij hoorde hun geklaag en sprak hun taal

De wereldkaart gaf onweerlegbaar aan:
Hier is het centrum, einde en begin
Hier, waar de masten naar de hemel gaan

In dit gebouw; een tempel waar de zin
Van het bestaan in loeien, ruisen, fluiten
Je hoorbaar werd totdat je oren tuitten



II

Je droeg een korte broek en bracht hem brood
Je was de zoon van God, je was geboren
Pal naast de slagboom en de watertoren;
De wereld om je heen was hoog en groot

Als je geluk had, mocht je mee naar boven
De omgang bij de koepel op, het waaide
Daar altijd door; je zag je huis en zwaaide
Naar al wat klein leek nu; je wou geloven

Dat alles hier van jou was, nooit meer kon
Dit paradijs ontglippen aan je macht

Vanuit die grijze tempel van beton
Aanschouwde je de hei, het bos, de wolken

Dit was jouw rijk, je had het zelf bedacht
En kon er al je dromen mee bevolken



III

Op elke zender stond een wereldnaam:
Buenos Aires, Paramaribo...
Ver weg en onbereikbaar voor een jongen
Van acht die weer terug op aarde was

Er kwamen draden door een vensterraam
Zo’n zender leek een grote radio
Waar hoge tonen scherpe liedjes zongen
Soms zag je iets bewegen achter glas

Wat wist jij van die hendels en die knoppen
De schakelaars die stemmen lieten stoppen
De wielen waar je vader aan ging draaien?

Een duister telefonisch wegennet
Dat toegang bood tot verre steden met
De klank van flamboyante papegaaien



IV

Het is er stil. De noodknop is gebruikt
De zaal is leeg, de zenders zijn niet meer
De Goden zijn al dood of met pensioen
Draadloos contact: hier sta je aan de bron

Maar hoort niet eens de echo meer. Je ruikt
Hooguit het zweet, de spanning van weleer
Van pioniers, van wonderen die toen
Zijn waargemaakt, hier kon men wat niet kon

Je draagt nu lange broeken en je ziet
Dat dromen loze fantasieën zijn

Dat marmer, staal, beton noch bakeliet
Ontkomt aan opgaan, blinken en verzinken

Dat nooit meer hier de stemmen zullen klinken
Uit Bandoeng, Montenegro, Bloemfontein...

 
 


| index | actueel | curriculum | bibliografie | gedicht | column | foto's | reageren | sitemap |