DE NACHT
De nacht is maanloos, een gerezen kilte
Trekt langs je koude botten naar omhoog
Je stapt door nevelslierten. Hard als steen
Voelt aan je voet de aarde, hard en droog
Het kraakt nu en het krast, je hoort de stilte
Je kijkt met beide oren om je heen
Je proeft beweging, mist het katteoog
Maar tastbaar ben je meer dan niet alleen
Het park geeft zijn geheimen moeizaam prijs
Aan wie het duister niet als taal verstaat –
Toch hangt hier jachtlust, hunker en verlangen
En laat het prooidier zich gewillig vangen
Wanneer de roes het hazehart verslaat –
De nacht wordt dan trofee en eerbewijs
 |