DE CEDERALLEE
Zo moet het zijn: het tedere geweld
Van ceders in september, kopergroen
Als wachters in gelid, die heel het bos
Behoeden voor wat schuilt en spiedt en dreigt
Maar beuken zijn het: neigend naar het veld
En reikend naar de lucht, een legioen
Van overmoed dat zonder blik of blos
Ons voorhoudt dat het eeuwen overstijgt
En in oktobers late middagzon
Valt stofgoud van de droge bladerdos
November waait de eerste takken los
Het leven wijkt nu met de lichtval mee
Dan wordt voltooid wat eens als feest begon
Verloochend in een herfstige allee
 |