TESTAMENT  (augustus 2012)

over late wensen

Stel je krijgt een beroerte. Of een ernstig ongeluk, met blijvend hersenletsel. Voor je het weet, lig je de rest van je leven aan allerlei slangen en meters in een verpleeghuisbed, of zit je kwijlend in een rolstoel, onverstaanbare mededelingen uitend aan verpleegkundigen die geen tijd voor je hebben. En dan gaan we er nog van uit dat je niet in coma ligt of tot zwakzinnigheid vervallen bent.

 

Aanvankelijk komen familie en vrienden je trouw bezoeken. Eerst nog twee keer per dag, later zwakt dat af. Ze praten wat harder dan normaal en vermijden moeilijke woorden. Ze vertellen kunstmatig vrolijk over het leven buiten de instelling, alsof dat je nog iets zou interesseren.

Maar gaandeweg word je een last. Ze gaan er tegen opzien, dat inmiddels tot eens per week gereduceerde bezoek aan het tehuis waar het altijd naar urine stinkt, waar de slappe thee koud staat te worden op je nachtkastje.

Langzamerhand verafschuwen ze de zinloze gesprekken met iemand die niets meer meemaakt, wiens wereld verengd is tot een kamer met een bed. Ze gruwen van de moeite om het uur te vullen, elke zinloze zaterdagmiddag opnieuw.

 

Jij blijft manmoedig doen of je blij bent met het bezoek, al moet je elke volzin vijf keer herhalen voor ze de helft verstaan hebben. Jij ziet ook wel dat ze het een verplichting vinden. Dat ze blij zijn als het mooi weer is en ze je naar buiten kunnen rijden om met je naar de drie kippen en de twee geiten te kijken die het verpleeghuis erop nahoudt. En je geeft helemaal niet om kippen en geiten. Je haat ze. Toch veins je interesse en vreugde, want ongemerkt gaat er weer een kwartier voorbij. "Mooi hè?", zeg je af en toe, en iedereen speelt tevredenheid.

 

Voor mij niet dus. Zo gauw ik de drempel van het instituut over ben, is het voorbij. Afscheid nemen aan de deur svp, en verder wachten op de dood. En dat wachten doe ik zelf, alleen, en sterven ook.

Als de grens van het normale leven is gepasseerd, als er niet meer op het niveau bestaan kan worden dat ik zinvol vind, mogen we alle hoop en verwachtingen laten varen. Het is zo al erg genoeg.

Moet ik soms ook nog de vernedering ondergaan van het obligate ziekenbezoek, het meewarige onvermogen, de goede bedoelingen gesmoord in onmacht en sterfbedfatsoen? Moet ik lijdzaam toezien hoe mijn lot een schaduw werpt over het leven van mijn dierbaren?

Nee, verklaar mij dood zo gauw ik niet meer leven kan zoals ik dat nu doe.

 

Onthoud het dus: leef je eigen leven, laat mij mijn eigen dood.

Bespaar me de schaamte om de sociale verplichtingen aan mijn ziekbed.

Blijf buiten, lees een mooi boek, vier vakantie, ga dansen en drinken, en laat me.

Laat me.

 

Dus nogmaals: Geen Bezoek. Wel Bloemen.

 

nieuwste column overzicht