VREEMD  (december 2011)

over vooroordelen

Het was druk in de trein.

De plaats naast me was leeg.

Er kwam een man van een jaar of 30 mijn kant op.

Keurig gekleed, goed verzorgd, hij sprak een algemeen beschaafd Nederlands zoals je dat zelden nog hoort: "Mag ik hier zitten?"

"Natuurlijk, ga uw gang."

"Ik dacht: misschien is de plaats gereserveerd, misschien verwacht u nog iemand?"

"Nee, hoor. En dan nog: wie het eerst komt, het eerst maalt."

De man vouwde zijn overjas zorgvuldig op en legde die in het bagagerek, ging zitten en haalde een kleine laptop uit zijn tas.

Zijn vingers waren zorgvuldig gemanicuurd.

En hij rook aangenaam.

 

Toen de trein op een klein station onverwacht stopte, vanwege een klein defect, wisselden we wat korte zinnen, zoals dat gaat in zo'n situatie.

Beheerst, beschaafd, beleefd.

 

Toen we weer reden, ging zijn telefoon.

Niet dat ik iets hoorde, hij zal op trillen gestaan hebben.

De man voerde een kort gesprek, zijn stem zo zacht dat ik hem bijna niet kon horen. Zijn gesprekspartner verstond hem blijkbaar prima.

Na het gesprek haalde hij oordopjes uit zijn tas en deed ze in.

"Als u er last van heeft, wilt u dat dan alstublieft zeggen?"

 

Rondom mij in de coupé hoorde ik de bassen van andere reizigers bonken, verderop werd luid getelefoneerd.

"Als u er last van heeft, wilt u dat dan alstublieft zeggen?"

 

Toen het tijd voor mij werd om uit te stappen, klapte ik mijn tablet omhoog en haalde ik mijn jas van de haak.

De man ruimde ogenblikkelijk zijn laptop op, klapte ook zijn tablet omhoog, stond op en maakte plaats voor me.

Vriendelijk glimlachend.

 

"Goedemorgen!"

"Goedemorgen!"

 

En toen zag ik het pas echt.

De man was bruin.

Surinaams.

Een bruine Surinaamse Nederlander.

 

 "Als u er last van heeft, wilt u dat dan alstublieft zeggen?"

 

nieuwste column overzicht