IDENTITEIT  (december 2011)

over heel de mens

Vroeger was je wat je deed. Je was bakker, of de vrouw van de bakker. Dat je daarnaast hetero was, christen, blank, man, dat waren vanzelfsprekendheden, dat was iedereen in je omgeving. Zo zag God zelf er immers ook uit. Mensen werden aangesproken met wat hen onderscheidde: "Dag bakker!".

 

In de jaren zestig kregen we andere identiteiten die vooral uiterlijk kenbaar gemaakt werden. Je was provo, Beatlesfan, langharig, marxist, vegetariër of homo. Bij die identiteiten hoorden gedragingen en leefstijlen. En strijd. Je stond voor je identiteit, vooral wanneer die afwijkend was; je droeg je ideeën uit, je wilde de wereld overtuigen van je gelijk en je eigen unieke plaats bevechten.

 

Homo's hadden lang geen identiteit. Ze leefden in het verborgene en deden alles om niet op te vallen. Toen homoseksualiteit echt een identiteit werd, sprongen vooral de feminiene man en de mannelijke vrouw in het oog. Homo's gedroegen zich niet zelden naar de stereotiepe beelden die de maatschappij van hen had. Hoe konden ze ook anders? Aan de ontwikkeling van een realistisch en genuanceerd zelfbeeld waren ze nog niet toegekomen.

 

Naarmate de samenleving veranderde (meer kleuren, meer nationaliteiten, meer levensbeschouwingen, meer leefstijlen of subtielere invulling van identiteiten), ontwikkelden we steeds vaker samengestelde identiteiten. Iemand is nu zwart én homo én boekverkoper én joods en vrijetijdsimker. Hij wil ook op dat geheel van identiteiten aangesproken worden, niet op een deel ervan.

 

Toen homo's in de jaren zeventig als politieke keuze niet wilden integreren maar hun identiteit juist als afwijkend erkend en aanvaard wilden hebben, vergrootten ze zelf één facet van hun verzamelidentiteit. Integratie werd toen gezien als burgerlijke aanpassing. Integratie in ónze tijd is zichtbaar en gerespecteerd zijn in je veelkleurigheid, in de samenhang van je identiteiten.

 

Populisten en andere fanatici hebben daar geen boodschap aan. Ze brengen samengestelde identiteiten terug tot één etiket. Je bent moslim, of homo, of grachtengordelyup, of kunstenaar. Het is hetzelfde procedé als bij schelden: je isoleert één eigenschap (of één lichaamsdeel) en daardoor breng je de persoon in diskrediet. Homo is geen scheldwoord, maar wel als de term je op straat schreeuwend wordt toegevoegd met voorbijgaan aan wat je nog meer bent.

 

Laten we daar dus niet intrappen. Iemand is moslim én Nederlander én filatelist én liefhebbende ouder. Iemand is homo én leraar én D'66-er én modeltreinhobbyist. Het is meer dan ooit zaak dat we heel de mens blijven zien. Of heel de bakker.

 

nieuwste column overzicht