BARBECUE  (juli 2011)

over woongenot

De barbecuebuur is een bijzondere buur. Meestal een man, een buurman. Hij houdt van stoken, maar heeft van barbecueën totaal geen verstand. Het doorsnee barbecuepartijtje is  dan ook een soort onzorgvuldige kadaververbranding, een respectloze crematie waarbij het boutje en het lapje zich gelukkig prijzen dat ze al dood zijn. Gebarbecued worden is een vorm van dierenmishandeling waarbij vergeleken onverdoofd geslacht worden een feestelijk hoogtepunt is.

 

De barbecuebuur beschouwt het barbecueën als een onvervreemdbaar recht. Dat er steekvlammen uit zijn vuurbak komen, dat er vettige rookwalmen omhoog kringelen die de buren verjagen uit hun tuinen of van hun balkons en hen noopt ramen en deuren te sluiten, zal hem een zorg zijn.

Wij wonen aan een binnentuin en boven die binnentuin hangen de buizen van de luchttoevoer die het ventilatiesysteem van verse lucht voorzien. Wie bij mooi weer niet tijdig de luchtinvoer afsluit, kan de volgende dag zijn kasten leeghalen en zijn kleding naar de stomerij brengen.

 

De barbecuebuur stookt als hij stoken wil. Hij weet dat hij overlast bezorgt en soms meldt hij dat laconiek. "We gaan vanavond barbecueën, 't is maar dat je het weet." Met andere woorden: we beseffen dat we je het leven zuur gaan maken, en we hebben er zin in!

En o wee als je er wat van zegt! Dan ben je een spelbreker, een galbak, een zwartkijker en meer van dat moois. In het beste geval krijg je als reactie: "Maar het stinkt toch niet? Lekker juist!"

Doe het dan binnen, als je het zo lekker vindt!

 

De barbecuebuur heeft geen boodschap aan: "mijn vrijheid houdt op waar de jouwe begint". Maar als hij het nu, ondanks alles, leuk blijft vinden bij mooi weer mijn balkon en mijn woning met vettige vlees- en houtskoolwalmen te vullen, mag ik dan, als dat nu eenmaal míjn hobby is, de brandspuit erop zetten? Dan houden we elkaar mooi in evenwicht.

 

Volgende keer over de vuurkorf.

 

nieuwste column overzicht