SCHRIJVERS (mei 2011)
over Jaap Harten I
In mijn puberteit bestonden er geen homo's. Nu ja, ze bestonden wel, maar ik kende ze niet. Nou, ik kende er wel wat, maar dat waren bekende Nederlanders, die kende je dus niet echt. In een schrift had ik een lijst gemaakt met mensen van wie ik het wist en mensen van wie ik het vermoedde. Albert Mol was er natuurlijk een van. Heel zeker. En Benno Premsela. En Gerard Reve. Politici kwamen toen nog niet uit de kast, net zo min als bekende zakenlieden (en veel populaire artiesten hielden ook een slag om de arm)..
Wij vonden het belangrijk dat er goed bekend staande mensen openlijk homo waren. Als die mensen deugden en als de heterowereld hen respecteerde, dan zou dat ook op ons afstralen. Je kon je optrekken aan die voorbeelden.
Zo waren mijn ouders (in ons overwegend protestantse dorp) trots als een katholiek iets heel goeds gedaan had. Ze lieten niet na rond te bazuinen dat die alom bewonderde Mies Bouwman of Wim Sonneveld dus mooi wel van roomsen huize waren!
Sonneveld... die stond in mijn schriftje, maar bij de twijfelgevallen. Hij deed er geheimzinnig over...
Vaak waren schrijvers een bron van steun en houvast. Als ze al niet openlijk homo waren, dan schreven ze er in ieder geval over, en in een homo-informatie-arme tijd was elke publicatie welkom.
De nu bijna vergeten Jaap Harten (1930) was voor veel homo's een belangrijke auteur. Hij schreef over zijn relatie met Oskar Lenz, zijn jeugdvriend en levenslange partner, over homoseksualiteit in Duitsland vóór, tijdens en na de tweede wereldoorlog, over travestieten en hoerenjongens. En toen op 4 mei 1970 homo's geen krans mochten leggen bij het monument op de Dam, schreef hij een vlammend protest in dichtvorm dat nog steeds bol staat van de oprechte verontwaardiging..
Het is goed dat er van Jaap Harten nu een verzameld werk is verschenen. Zijn gedichten en verhalen zijn nog altijd even leesbaar, zijn keuzes in het leven nog altijd even duidelijk. Hij stond op de juiste plaats in mijn schriftje en was een van degenen die me de weg gewezen hebben.
Ik wens hem toe dat de hoop die hij beschrijft aan het slot zijn protestgedicht mag uitkomen. Er spreekt een toekomstverwachting uit over de vrijere maatschappij waaraan Jaap Harten duidelijk zijn steentje heeft bijgedragen.
Ik hoop dat, wanneer ik dood ben,
mooie jongens zullen lachen & roken op mijn graf.