STRONT  (maart 2006)

over hulpbehoevend zijn

Mijn 84-jarige vader kreeg met Kerstmis een herseninfarct. Hij kon niet meer lopen en niet meer praten. Nu revalideert hij in een verpleeghuis. Praten gaat alweer goed (en geestelijk is hij niet aangetast), maar hij zit de hele dag in een rolstoel en is in alles afhankelijk.

 

Eén van de eerste keren dat ik er was, wilde hij naar de wc. Maar dat mocht niet. De mooie jongen die hem moest helpen (ik schat hem net achttien jaar), wist het precies: "Nee, meneer Pluijm. U mag pas na het eten, dat hebben we afgesproken." Maar na het eten was op dat moment 2½ uur later.

 

Wie al eens veertig bestralingen heeft gehad voor prostaatkanker weet dat zijn darmen zich soms erg snel melden. Mijn vader doet het dan binnen een half uur in zijn broek, als hij niet geholpen wordt. Daar zit je dan, in je rolstoel, dankzij die stagiair van amper achttien.

 

Ja, soms mag hij wel en dan komt er niks, ook al laten ze je rustig een half uur zitten, want ondertussen worden andere mensen geholpen. Loos alarm dus, dat heb je met die bestraalde darmen. En dat is niks voor verpleegkundigen. Als ze je op de wc hijsen, moet er wel wat gebeuren; zo niet, dan wordt het regime weer wat strenger!

 

Gisteren kreeg mijn vader op zijn verzoek om naar de wc te mogen als reactie: "Nee, meneer Pluijm. Daar hebben we geen tijd voor. Het personeel gaat nu eerst koffie drinken." Het is meneer Pluijm voor en meneer Pluijm na. Ze zijn zo beleefd; maar hij heet Van der Pluijm.

 

Wie na het avondeten moe is en naar bed wil, mag er niet meer uit. Dus dan moet je van zes uur 's avonds tot zeker negen uur 's morgens in bed blijven. Wil je naar de wc, dan is de reactie: "Doet u het maar op het matje." En daar lig je dan, in je eigen stront.

Zo worden we oud in Nederland.

 

nieuwste column overzicht