ZELFCENSUUR  (december 2004)

over wellevendheid

Iedereen moet te allen tijde kunnen zeggen wat hij wil. Dat schijnt opeens iedereen te vinden. Maar je moet niet altijd alles WILLEN zeggen.

Er ligt een dun laagje vernis over ons gedrag, en dat noemen wij beschaving. Daarom praten wij bij een meningsverschil met elkaar in plaats van er meteen op los te timmeren. Daarom werpen wij geen bommen in de bejaardenwoningen van onze schoonmoeders, maar zitten wij de zondagse bezoekjes lijdzaam uit. Wij beoefenen de wellevendheid omdat wij beseffen dat onze vrijheid eindigt waar die van de ander begint. Zelfcensuur is een beschaafd mechanisme en heeft niets met onvrijheid van doen. Integendeel.

 

Natuurlijk: kunstenaars, politici, bestuurders – ze overschrijden wel eens een grens. Vooral schrijvers en cabaretiers doorbreken graag een taboe (voor zover er nog taboes over zijn). Dat is meestal nuttig, soms geestig, vaak shockerend en kwetsend, maar altijd incidenteel.

Wie elke dag hetzelfde taboe doorbreekt, wordt niet meer gehoord, laat staan serieus genomen. Wie elke dag shockeert, wordt saai en laadt de verdenking op zich het kwetsen belangrijker te vinden dan het taboe dat doorbroken moest worden.

 

Theo van Gogh was een interessante cineast, een man die oprecht maatschappelijk betrokken was, en een vaardig columnist. Zijn vrienden prijzen daarnaast zijn charme, zijn humor, zijn aaibaarheid, zijn gulheid en zijn toegewijde vaderschap.

Maar Van Gogh gedroeg zich in openbare discussies en in zijn geschriften als een karikaturale kamikazecolumnist. Hij schopte zijn medeburgers geen geweten (vrij naar Louis Paul Boon), maar hij schoffelde ze onderuit, zocht hun teerste lichaamsdelen op, trapte door tot de blauwe plekken openbraken en zou ze ten slotte het liefst verbaal ter aarde besteld hebben. Hij was de hooligan van het vrije woord, hysterisch opgaand in zijn eigen gelijk, en ver voorbij de grenzen van wat een beschaafde gedachtenwisseling zou moeten zijn.

 

Dat neemt niet weg, dat Van Gogh in de kern wel gelijk had. Wie eens rondneust op de websites waar jonge allochtonen zich uiten, verzuipt in de haat jegens alles wat anders is. Iedere relativering is zoek: zelfs de eigen allochtone broeders die zich opstellen als bruggenbouwers wordt heulen met de vijand verweten.

Die sites ademen de geur van gas en van de Rote Armee Fraktion: haat, dood en geweld zijn de ingrediënten waarmee de manifestenschrijvers hun anti-westerse, anti-blanke en anti-homopotjes koken. En ja: ze zijn goed opgeleid, beheersen het Nederlands, hebben werk en zijn geïntegreerd, dat is het beangstigendst.

 

De blanke westerse reacties op die moslimsites doen niet onder voor de allochtone agressie. Er wordt gescholden, gedreigd, verketterd, gehaat, diep en intens gehaat, alom en wederzijds.

Pim Fortuyn en Theo van Gogh hebben gewezen op de verkeerde ontwikkelingen in onze multiculturele samenleving (want multicultureel dat blijft ze) en zonder twijfel hebben we daar massaal te lang de ogen voor gesloten.

In de zwartste scenario's dreigt er nu een loopgravenoorlog, een veenbrand van geweld, nu eens sluimerend, dan weer oplaaiend. De grootste schreeuwers lijken daarin de toon te zetten: de extremisten, de fascisten, de gewelddadigen, de schaamtelozen, de haatdragenden, de hooligans, de ongeremd vuilbekkende zogenaamde ridders van het vrije woord. Van Gogh was hun vijand respectievelijk hun held. Hij was een icoon. En helaas een dooie icoon. Meer wil ik er niet over zeggen.

 

nieuwste column overzicht