OUDER WORDEN  (juli 2004)

"Waar gebeurd is geen excuus" (Gerard Reve)

"Gaat het goed met u, mevrouw?" Als een kaal, ziek vogeltje, ineengedoken tussen diverse plastic tassen, zat de dichteres van het kleine maar mooie oeuvre op de trap van een Amsterdams effectenhuis aan de Keizersgracht. Ik was er al aan voorbijgelopen; ik had haar wel herkend, maar wilde haar niet lastigvallen. Mij zou ze zich niet herinneren; we stonden éen keer samen in een poëzieprogramma.

Maar na vijftig meter, voor de deur van het pand waar ik zijn moest, realiseerde ik me dat je niet zomaar aan iemand voorbij kunt gaan. Ze kon wel ziek geworden zijn of hulp nodig hebben. En ik had respect en sympathie voor deze oude dame, die eens de wettige echtgenote van onze grootste schrijver was.

 

"Dank u, meneer. Ik rust alleen even uit. Ik kan niet meer zo lang achtereen lopen."

We babbelden wat, ik meldde dat ik wist wie ze was.

"Schrijft u nog?"

"Nee, dat hoeft niet meer op mijn leeftijd, ik ben al in de tachtig. Trouwens, wat is het vandaag?"

"Dinsdag."

"Nee, de datum."

"De vijfentwintigste."

"April?"

"Nee, ’t is al mei, het gaat hard, mevrouw."

"Kijk, die dingen weet ik dus niet meer," zei ze, "van vroeger weet ik nog alles, maar van gisteren weet ik niets. Ik ben ook elke ochtend mijn sleutels kwijt en mijn portemonnee. Mijn vrienden zeggen dat ik die op een vaste plaats moet leggen."

"Ja, maar onthoud zo’n plaats maar eens…"

Ze kon er wel om lachen.

 

"Toch jammer dat u niet meer schrijft."

"Nee, waarom? Op mijn leeftijd ga je alles relativeren. Over tien jaar weet niemand meer wie ik geweest ben."

"Hoort u nog wel eens iets van meneer Reve?"

"Ja, die is nu opgenomen in een tehuis. Die weet zelf niet eens meer wie hij geweest is. Maar hij schijnt er vrolijk onder te zijn. Hij is nu heel aardig tegen iedereen. Vroeger was hij niet zo aardig…"

"Doet u nog alles zelf?"

"Gelukkig wel. En ik lees en ik luister naar muziek. Ik heb het goed. En als het niet meer kan, zal de gemeente wel voor me zorgen. Maar dankuwel dat u zo aardig was om naar me te vragen."

 

Ze stond op maar leek nauwelijks in grootte toe te nemen. Ik groette en wandelde weg. Toen ik omkeek, zat ze tien meter verder op een ander trapje. Ik ging het huis in waar ik logeerde. Een half uur later stommelde ze voorbij. Met die tassen.

 

nieuwste column overzicht