VOLKSTUIN  (maart 2004)

"Er komen radijsjes aan"

We staan met z’n allen rond een perkje. Het is leeg, braak land, hier en daar komt er wat groen door de zwarte aarde, een vermoeden van groen, een enkel uitlopertje, meer niet. Om ons heen staan onze perken weelderig te zijn. Jongens, wat groeit en bloeit het! Hier en daar begint er zelfs al een blaadje bruin te worden of laat een uitgebloeid bloempje zijn kopje wat hangen.

 

We hebben radijsjes geplant in ons lege perk. Turkse en Marokkaanse radijsjes.

"Zie je wel," zegt Karel, "die radijsjes deugen niet. We staan hier al drie maanden en er is geen steek te zien."

"Zal ik er eens een paar uittrekken om te zien of er al wat aanzit?", zegt onnozele Willem, "ik weet zeker dat er onder de grond heel wat gebeurt."

"Hier, op het zakje staat: Uitheemse radijs, heeft tijd nodig om op te komen. Niets doen dus", zegt Frits.

"Als er nou maar éen goed opschoot, dan durfde de rest ook wel." Dat is Henk, die heeft ook zo z’n eigen visie op de zaak.

"We moeten meer mesten," meent Peter, "mesten en een warme lamp erop, dan gaat het sneller."

Cornelis ziet het anders: "Praten, veel praten, erbij blijven en contact houden. Ze moeten het zelf doen, maar we zijn er als ze ons nodig hebben."

 

Karel en Willem en Frits, Henk, Peter en Cornelis, ze hebben éen ding gemeen: ze willen zo graag radijsjes oogsten. Hun eigen perkjes leveren na vijftig jaar hard werken bietjes, boontjes, piepers en pioenrozen. Geduld was een schone zaak. Er werd wel eens puin op hun perkjes gestort, wat net was ontloken werd wel eens vertrapt, maar uiteindelijk stond het land er welvarend bij. En inmiddels waren ze vergeten hoe lang het geduurd had, wat het gekost had en dat ze zelf ook nogal eens hadden getwijfeld aan de kwaliteit van het zaaigoed en de vruchtbaarheid van de grond.

 

Nu stonden ze elke dag te staren naar de allochtone radijsjes die maar niet uit de grond schoten. Ze waren zo gebiologeerd dat ze hun eigen perkjes soms vergaten. En geregeld waren ze zo tevreden over de opbrengst van de vorige jaren dat ze naakt in hun volkstuintjes begonnen te dansen, de eigen oogst plettend onder hun grote voeten. De radijsjes, die hun eerste sprietjes door de aarde omhoog wilden duwen, doken dan snel weer weg, diep de grond in.

 

Vertrouwen, dat moesten ze hebben. Er zijn ook radijsjes die Benno Premsela heten, of Andreas Burnier, of Albert Mol, of Gerard Reve, of Robert Long. Alleen klinkt dat anders in het Radijs. Maar op een dag steken ze hun kopjes boven de grond, en hun bloei zal schitterend zijn. Als die verstandige, gezonde Hollandse jongens ze maar met rust kunnen laten. Hooguit een gieter met water klaarzetten en wat kunstmest, voor als ze erom vragen.

 

nieuwste column overzicht