GAYDAR  (mei 2003)

over de zichtbaarheid van homoseksualiteit

Kunt u het nog? Op enige afstand vaststellen dat iemand "zo" is, "van de familie", "van de club", "van de klets-klets", "homosueel" (voor humoristen), "homofiel" (voor gristenen), of "flikker" (voor de politiek-bewuste actievoerders). Niet alleen de uitdrukkingen zijn verouderd, maar ook het moeiteloos inschatten of iemand "gay" is, "een pot als een taart" of "een nicht als een kathedraal" lijkt geheel voorbij.

 

Vroeger was het eenvoudig. Een lesbo was fors gebouwd, sprak met lage stem, droeg broeken en colberts en had meer snor dan menig mannelijke collega. Een homo bewoog elegant, kleedde zich smaakvol, sprak een tikkie lijzig en dronk koffie met de pink omhoog.

 

Later verschenen de negatieven hiervan op de markt, potten werden vrouwelijker dan je voor mogelijk hield en mannen vonden hun dieptepunt in de machoklonen die de sportscholen en de sm-clubs bevolkten.

Gelukkig was er altijd nog wel iets waaraan je de ware identiteit kon herkennen: de twiggies rookten zware shag en reden motor, de binken zagen eruit als Tarzan maar klonken als Jane.

 

Daarna ging het mis. De hetero-scene werd wakker en nam ons cultuurgoed over. Jongens met oorringen en gebloemde bloesjes, mannen met handtasjes en zijden sjaaltjes, meisjes in tuinbroeken en vrouwen zonder bh ─  je kon er vergif op innemen dat ze hetero waren, hoe fout ze d’r ook uitzagen.

 

En nu? Aan mijn studenten kan ik het niet meer zien, en als iemand net zijn coming out als hetero heeft gehad, wordt hij toch nog homo, of andersom. Soms kun je nog iets waarnemen aan een agenda of een t-shirt met opdruk, al neemt ook die vorm van exhibitionisme in hoog tempo af. Nee, de duidelijkheid van vroeger, die lijkt voorgoed verdwenen.

 

nieuwste column overzicht