NAAR HET LEVEN  (augustus 2002)

portret 1

«Ken jij meneer Bakkers? Iedereen kent meneer Bakkers hier. Hij woont aan de dijk. Ik kwam al bij hem toen ik zestien was en nu ben ik tweeëndertig en ik ga er nog geregeld heen.

Ik wacht wél tot het donker is. Meneer Bakkers is inmiddels zesenzeventig. Hij heeft altijd lekkere koeken in huis. Alleen zijn koffie is niet te zuipen.

 

Toen ik zestien was, bezorgde ik de krant bij hem. Een keer riep hij me binnen en gaf me zo’n koek. Daarna streelde hij me wat. Ik vond dat wel lekker. Op een zaterdag trok hij mijn broek naar beneden en bevredigde me. Dat vond ik nog lekkerder. Sindsdien bracht ik iedere zaterdag de krant persoonlijk bij hem binnen.

 

Nee, je kunt er hier niet voor uitkomen. Iedereen kent elkaar en je moet je nou eenmaal aanpassen. Natuurlijk vinden ze het vreemd dat ik niet getrouwd ben, iedereen trouwt toch? Maar dan zeggen ze hier: ‘Den dieje, daar zit geen vrouwenvlees aan’, en dan is de kous af. Ik zit wel gewoon bij de voetbal en de fanfare.

 

Ik woon nog thuis ja. Waarom niet? Ik heb het er goed. Nee, ik heb geen behoefte iemand mee te nemen. Nooit. Ik fiets wel eens door het Mallebos en daar doe ik wel eens wat. Dat is voldoende. En ik chat, elke avond, behalve als de fanfare repeteert. Ik doe dan gewoon of ik weer zestien ben. Je kunt het niet bijgebeend krijgen wat er dan aan reacties op je afkomt. Afspreken doe ik dus niet. Je weet nooit waar je terechtkomt en als ik zeg dat ik tweeëndertig ben, haken ze allemaal af.

 

Eén keer heb ik eens als mezelf gechat en een afspraak gemaakt, in de stad. Kom ik bij zo’n man in een groot huis, waar hij helemaal alleen woonde. En kaal, hier en daar een tafel en een stoel, veel zwart, en veel kunst aan de muur. Grote beelden ook, jongens met van die lange hangende piemels. In glimmend koper.

 

Toen ik naar de wc moest, ben ik meteen doorgegaan. Deur achter me dicht en naar huis. Mijn moeder had de thee nog staan. Gelukkig was het toen al vrijdag.

 

nieuwste column overzicht