HOOP EN VERTROUWEN  (oktober 2001)

over Ramses Shaffy en de jaren zestig

Aan wie na 1970 geboren is, zal ik het nooit kunnen uitleggen. Mijn vroegste herinneringen gaan terug naar de jaren vijftig, maar het grootste deel van mijn kindertijd (van 6 tot 16) lag in de jaren zestig. De jaren vijftig waren de jaren van de hertshoorn in een rotan plantenhanger aan de muur. Van de wortelnotendoek boven de schoorsteen met daarop een koperen hagedis. Van de eerste spoetnik en de koude oorlog. Maar vooral van de benauwende spruitjeslucht van een verzuild Nederland, van de nieuwe tijd die na de oorlog niet gekomen was en van het taboe dat er rustte op seksualiteit.

 

Die jaren vijftig hielden pas echt op halverwege de jaren zestig. De Beatles ja, en de Stones, de moord op Kennedy, provo, flower power, Hair, de studentenopstanden, het huwelijk van Beatrix – het zijn de clichés van de verandering geworden, en aan wie na 1970 geboren is, zal ik het nooit kunnen uitleggen.

 

Maar niet alle beelden en herinneringen verliezen hun glans of gaan op in de veelheid van stoffige gemeenplaatsen. Daarom was ik zo blij met de recent verschenen uitgave op cd van de twee theatershows van Ramses Shaffy uit 1964 en 1968: Shaffy Chantant en Shaffy Chantate.

Wie de opnamen hoort, stapt terug in een tijd dat er hoop was, dat er een vitaliserende energie uitging van het zicht op verandering, van een nieuwe cultuur die ruimte gaf en ademde.

 

Ramses Shaffy, de bruisende jonge god van het theater, omringde zich met jeugdig toptalent en er spetterde een programma de zaal in dat nieuw was in alles.

De waanzinnige teksten van Shaffy, de opzwepende muziek, de weemoed, de warmte en de liefde – alles droeg bij aan een nieuw gevoel, een gevoel van hoop en vertrouwen, dat het goed zou komen met ons, met de maatschappij, met de mensheid.

 

Shaffy zelf was op zijn top en ook de beginnende Liesbeth List is nooit beter, nooit pretentielozer en zuiverder geweest dan toen. Louis van Dijk en Polo de Haas brachten een ander soort musiceren in het cabaret. Joop Admiraal zei gedichten van Hans Lodeizen. Thijs van Leer speelde nog uit overtuiging, Marjol Flore en Sylvia Alberts waren veelbelovender dan ooit, en ze droegen allemaal rare pakjes met bloemen erop. Maar voor en boven alles: het was nieuw, het was gek, het was energiek, en het was zo lief, lief, lief.

 

We weten wat ervan terecht gekomen is. “Hou toch eens op over die jaren zestig”, roepen jongeren. En ze hebben gelijk. Die jaren komen nooit terug en van de hoop is weinig over. Goddank zijn die cd’s er nu.

 

nieuwste column overzicht