WITTE KERST  (december 1999)

een wintervertelling

Willem Lepidus was een rustige jongen. Veel vrienden had hij niet en sinds zijn moeder overleden was, woonde hij alleen. Op de zaak werd hij wel eens gepest, met van alles en nog wat, maar Willem had geleerd daar boven te staan. Niet op reageren, had zijn moeder hem steeds voorgehouden. Daar kwam bij: Willem had zijn geloof. Niet dat hij de kerk plat liep, maar hij wist dat zijn Schepper altijd nabij was. De Heere hield hem in het holle van Zijn hand. En hem niet alleen.

 

Het was bijna Kerstmis. Buiten was het grijs en bewolkt. Het vroor niet en er stond geen ster aan de hemel. Zijn uitzicht zou dit jaar geen kerstkaart worden.

 

Op kerstavond had Willem altijd zo zijn eigen overwegingen. Hij dacht aan het kindje dat geboren werd. Niet te lang natuurlijk, want de mensen vonden al gauw iets verdacht tegenwoordig. Zelf had hij best een kindje willen hebben, maar er zat geen vrouwenvlees aan hem, zoals zijn moeder dat altijd noemde.

Het afgelopen jaar had Willem overwogen zijn zaad beschikbaar te stellen voor onvruchtbare echtparen. Maar het katholieke ziekenhuis bij hem in de stad deed geen k.i. meer en een ander academisch ziekenhuis wees hem af omdat hij homoseksueel was. Hoewel hij al jarenlang geen seks met andere mannen meer had, moest hij de vraag toch eerlijk beantwoorden, vond hij. De professor had er zelf ook mee gezeten, maar zo waren de richtlijnen nu eenmaal, dat hadden die ziekenhuizen onder mekaar afgesproken.

 

Voor Willem dus geen kindje, zelfs geen bijdrage daaraan. Ach, er waren zoveel mensen die niet meededen aan de voortplanting. Priesters bij voorbeeld, en bisschoppen. Die hadden hun verplichte celibaat en de Paus was niet van plan dat af te schaffen. De Nederlandse bisschoppen waren het allemaal met de Paus eens, kardinaal Simonis voorop.

Eigenlijk was kardinaal Simonis zelf het enige steekhoudende argument vóór handhaving van het celibaat. Stel je voor dat er daar twee van waren. Willem kon het beeld even niet van zich afzetten, maar de kerstgedachte weerhield hem ervan verder te fantaseren.

 

Gelukkig was er weer een nieuwe bisschop, een frisse jonge man, die vroeger wel raar gedacht had over homoseksualiteit maar door het COC-Groningen bekeerd was. Drie hoeraatjes voor bisschop Eijk. Nou ja, twee waren misschien ook genoeg.

Glimlachend dacht Willem terug aan het moment van de wijding, toen een vlinder neerstreek op de languit liggende bisschop in wording. Een vlinder. Psyche in het Grieks. En psyche betekende zowel vlinder als geest. De bisschop bofte maar. God was hem duidelijk welgezind.

Alleen, was de vlinder ook niet van oudsher al een symbool voor de homo's? Willem meende het haast zeker te weten. Leuk voor bisschop Eijk. En een vondst van de Schepper.

 

Op zulke momenten was voor Willem het bestaan van God onontkoombaar. Net als met Kerstmis en met Pasen. Dan voelde je gewoon dat Hij nabij was. Dan voelde je het holle van Zijn hand, Zijn warmte. Je werd wat lichter in je hoofd en een diepe vrede daalde in je hart. Even vergat je de zorgen van alledag, net als nu, op kerstavond. Een lichte opwinding maakte zich van Willem meester.

 

Buiten was het gaan sneeuwen. Een fijne dwarreling van witte vlokken lag als een bewegende structuur tegen het donkere uitspansel.

Dit moest een teken zijn. Het sneeuwde niet zomaar. Het sneeuwde voor hem, als een bericht uit de hemel. Als God zich manifesteerde bij de wijding van bisschop Eijk, waarom dan ook niet bij het kerstgevoel van Willem Lepidus?

 

"Het sneeuwt," zei Willem hardop in zichzelf, "het sneeuwt." Hij kon zijn opwinding niet langer onderdrukken. Hij schreeuwde het uit: "Het sneeuwt!" En opeens wist hij het. Opeens wist hij het zeker. En zachtjes mompelde hij, terwijl zijn hart bonkte in zijn keel: "Het sneeuwt. God denkt aan mij en trekt zich af!"

 

nieuwste column overzicht