HUT  (oktober 1997)

over jongens, jeugd en erotiek

Iets mooiers bestond er niet. Een hut bouwen. Een of twee vriendjes en jij, jongens nog, wonend in een klein dorp, tussen bos en zandverstuiving in. Je bouwde een hut in een boom. Maar nog liever groef je een gang in het zand die uitkwam in een kamertje dat je afdekte met takken, rottend gebladerte en aarde. Het was het mooiste als de hut van enige afstand niet zichtbaar was en je moest er overheen kunnen lopen zonder dat hij instortte.

 

Een hut was een geheim. Een jongensgeheim. Anderen mochten er niets van weten, je werkte er in stilte aan en ging er met een omweg heen, om eventuele nieuwsgierigen op een dwaalspoor te brengen. Je zou er wel in willen slapen, in die hut. Je zou niets liever willen dan dat, maar verstandige moeders verbieden zoiets.

 

Wie ooit een hut gegraven heeft, weet hoe het ruikt, hoe het voelt. De natte, koude aarde die je wegwerkt en die zich nestelt in je kleren, in je haar, onder je nagels. De geur van boomwortels, die je afsteekt bij het graven van je gang. De lucht van rottend blad, van hars, van dennenaalden. En het parfum van jongenszweet, saamhorigheid, intimiteit.

 

Het plezier van een hut bouwen zat niet alleen in de techniek ervan, die beter werd naarmate we minder klein waren. Het zat in de erotiek van het samenzijn, de geheimzinnige eenwording rond een door onszelf vastgesteld doel. Wij tegen de wereld, wij en ons geheim.

 

Het summum van genieten was een hut gebouwd hebben en erin zitten als het regent. Je hoort het tikken op je dak, eerst zachtjes, daarna harder. Op het laatst hoor je alleen nog maar regen. Dat is spannend. Als er nu iemand rond je hut sluipt, hoor je het niet. Als er nu iemand over je heenloopt, stort misschien de hele boel in. Als alles nat en zwaarder wordt, zal blijken of je hut gelukt is, of hij waterdicht is.

 

Er was geen groter genieten dan schuilen in je zelf gebouwde hut. Al had je thuis een prachtig huis waarin het warm was en droog, niets woog op tegen het zelf gebouwde dak, tegen de klamme grond waarop je zat, dicht tegen elkaar aan, een boterham met zand etend, triomferend als bouwers die de wereld in hun zak hadden. Hoewel het na verloop van tijd wel koud werd, in die korte broek.

 

Ik moet aan al deze dingen denken nu ik sinds twee maanden in een huis woon met een hoog, houten dak. Ik lig in bed, het is 35 jaar later en ik hoor de regen tikken. En opeens is dat gevoel er weer. Even ben je acht. Even voel je weer die broeierige geilheid die niks met seks maar alles met erotiek te maken heeft, van jongens in een hut. Wat klinkt dat vertrouwd. Ik ruik de natte aarde weer. Wat ligt er opeens een hoop toekomst achter me. En wat stemt dat weemoedig.

 

Als het regent, mag ik in mijn nieuwe huis even terug naar toen. Even weer een jongen zijn. Maar niet lang. Want het lekt, en niet zo zuinig ook.

 

nieuwste column overzicht