VERSIEREN  (juni 1995)

over contact leggen

Een oud Chinees spreekwoord zegt: "Wie in de stront wil trappen, moet naar de hemel kijken". Daaraan moet drs. Uzi Hagaï gedacht hebben, toen hij in MaGAYzine nummer 31 zeven tips gaf voor het effectief versieren. Tip zeven luidt: "Negeer demonstratief degene die je wilt versieren". Drs. Uzi Hagaï (let op de symboliek: een voornaam als een repeteergeweer en een achternaam die eindigt op een variant van Gay) heeft hiermee meer dan raak geschoten. De andere zes tips zijn te verwaarlozen; ze zijn oud vuil, vergeleken bij deze gouden roos van de liefdestactiek.

De kern van versieren is dat je de door jou begeerde de indruk geeft dat hij geheel uit zichzelf een hevig verlangen naar jou koestert. Op iemand afstappen en hem toebrullen: "Neuken we nog vanavond?", is geen versieren. Iemand bedelven onder briefjes, telefoontjes, bloemen en invitaties voor diners bij kaarslicht gevolgd door nachtelijke strandwandelingen evenmin. Dat zijn uitnodigingen voor de oudste dans, meer of minder subtiel geformuleerd. Het zijn rechtstreekse of enigszins verhulde bestellingen van producten waarin geen supermarkt voorziet, tenzij je de nichtenscene als zodanig wilt beschouwen.

 

Versieren is iets anders. Het is een verlangen laten ontstaan, als een langzaam ontkiemend plantje waarvoor het zaadje ongemerkt in de grond werd gestopt. Vervolgens cultiveer je dat verlangen, je geeft het plantje water, maar zorgt dat het dorst houdt. Je laat het opgroeien, bemest het, knipt het bij en spreekt zoete woordjes tegen de bloesem in wording, en dat alles zonder dat het plantje er weet van heeft. Dan, als de dag daar is, barst de knop open en draait de bloem zich naar het licht. En zie: de plant komt je tegemoet, hij wentelt zich in jouw vensterbank van genot en biedt je alles wat je vragend nooit gekregen had.

Met deze overpeinzing begaf ik mij afgelopen vrijdag in het park dat zich als een verlengde van mijn voortuin voor mij uitstrekt. Het was nacht. De volle maan bescheen de rododendrons, de kronkelpaadjes en de flanerende mannen. De eerste die ik zag, was een jonge twintiger, blond, strak in de smalle broek en met ogen die geen duister vreesden. Ik negeerde hem. Hij achtervolgde mij, maar ik liet mij niet kennen. Ik negeerde hem demonstratief. Aan het eind van een dicht begroeid laantje passeerde hij mij. Ik zag hem niet, hij was lucht.

Toen, opeens, was hij verdwenen. Mijn tactiek leek gelukt. De volgende ochtend zag ik hoe mijn buurman hem uitgeleide deed, kussend, roepend en zwaaiend tot hij aan het eind van de straat een hoek omsloeg.

 

Er was dus iets misgegaan, maar wat? Op de zaterdagavond probeerde ik het nogmaals, nu in de kroeg. Tegen éen van de muren stond een jonge Antilliaan, een paradijsvogel van achttien, negentien jaar oud, geheel in het wit gekleed met een streep bloot boven zijn broekband, waaruit een klein sliertje haar opkringelde als shag uit een slechtgerolde joint. Hij keek naar me. Even later kreeg ik wat aangeboden; de barjongen plaatste een nieuw drankje naast het mijne en meldde van wie het kwam. Nu moest ik hard zijn. Met een zelfverzekerd gebaar wierp ik de inhoud over mijn linkerschouder naar achteren, helaas recht in het gezicht van een gemeente-ambtenaar die diverse vingers in de pap heeft bij het verstrekken van culturele subsidies. Jammer, maar het was noodzaak, het ging om de Liefde immers!

 

De knaap bleef mij aankijken, en ik verbeeldde mij dat zijn interesse had plaatsgemaakt voor verbazing. Zo moest drs. Uzi Hagaï het bedoeld hebben. Het zaadje was geplaatst.

Na enige tijd besloot ik te gaan dansen. De Antilliaanse jongen volgde mij en kronkelde zich op de muziek en met veel verve in mijn aandacht. Ik keek dwars door hem heen. Sterker nog, ik besteedde uitgebreid aandacht aan een oversized lesbisch meisje met éen heel kort armpje. Zo moest het lukken, zijn begeerte zou tot ongekende hoogte stijgen en bij het verlaten van het pand zou hij zich snikkend aan mijn borst werpen, en tot diep in de nacht zou de vlam van onze wellust alle droefenis der wereld verzengen. O drs. Uzi, u verdient een Nobelprijs, twee Nobelprijzen!, en een eredoctoraat, want het blijft behelpen met dat drs... Maar toen ik uitgedroomd was, bleek de vogel gevlogen en het vleugellamme potje ook.

 

Toch ga ik door. Ik heb het goede zaad gezaaid. Die blonde godheid uit het park en zijn zwarte evenknie uit de kroeg, ze woelen vertwijfeld in hunne ledikantjes, ze hunkeren naar mij, ze plengen hun zaad mij ter gedachtenis en eens komen ze mij tegen. Ik ga dus door op het pad van dr. Uzi. Liefde is oorlog. Negeren is vooruitzien. Ook u, lezers, die mij in groten getale schrijft en mij verleidelijke aanzoeken doet, zal ik demonstratief negeren. U zult de wanhoop nabij geraken en pas dan, dan pas scheurt de hemel open. Brieven liefst met foto en tel. nr.

 

nieuwste column overzicht