DOOD  (maart 1995)

over de sterfelijkheid

De dood kan iemand volkomen onvoorbereid in zijn klauwen krijgen. Hoe goed je in je leven ook alles voorbereidt, hoe weloverwogen iedere stap is die je zet - de dood overvalt je wanneer hij dat wil. Daar heb je niets over te zeggen. Net als je denkt dat je alles in de hand hebt, slaat hij toe, de man met de zeis. Terwijl iedereen even de andere kant uitkeek. (En dan heb ik het even niet over mensen die door eigen hand het leven laten of die na een lang ziekbed al of niet met hulp de meer dan verbeide dood inglijden.)

Neem nou N. (49), ze boog voorover en ze was dood. Geen excessieve rookster of drinker, niets onder de leden. Dood, tijdens de Carnaval. Of C. (63), immer kwiek, altijd op de fiets, gezond levend. Hij schreeuwde éen keer in de nacht. En hij was dood. En dat bevalt me dus niet. Je bent geen baas meer in eigen huis. Jules de Corte vroeg zich eens af: "Als je in je slaap sterft, word je dan dood wakker?" C. weet het nu.

 

Wat me ook niet bevalt, is dat je op de dood niet kunt terugzien, tenminste niet op die van jezelf. Ik ga ervan uit dat met ons sterven ons bewustzijn verdwijnt. In een hiernamaals geloof ik niet en of we een onsterfelijke ziel hebben die op de een of andere manier voortbestaat en misschien zelfs wel terugkeert in het leven, geen mens die het zeggen kan. Maar de meeste dingen zijn pas leuk als je ze gedaan hebt, als je gezwoegd en gezweet hebt en iets bereikt, als je het gehaald hebt. Geschreven hebben, is leuker dan schrijven, neemt u dat van mij aan. Alleen gáan neuken is leuker dan geneukt hébben, las ik laatst eens. Voor bijna al het andere geldt dat het aangenamer is erop terug te zien dan eraan te beginnen.

De mens beschikt over het bizarre talent zelfs aan de meest gruwelijke ervaringen iets positiefs te ontlenen. Zin geven, noemen we dat. We moeten wel, als we ons leven draaglijk willen houden. Zelfs aan de dood van een ander kunnen we nog een zin geven, omdat we die ervaren, omdat we er over kunnen reflecteren. Maar over je eigen dood valt weinig te reflecteren. Zonder bewustzijn valt er bitter weinig te ervaren, laat staan dat je er met voldoening op terug kunt zien. De gedachte dat een verse overledene vanuit een soort hemel op ons neerkijkt, sterker nog: de idee dat hij de nabestaanden, die uitzinnig van verdriet zijn stoffelijke resten ter aarde bestellen, met een glas wijn in de hand welwillend toeknikt, vervult mij dan ook met een grotere droefenis dan menig overlijden zelf.

 

Er zijn mensen die beweren dat de dood iets moois is, iets vredigs en harmonieus. Dat zijn de mensen met een "bijna-doodervaring". Ze zagen tere kleuren en een tunnel en ze werden opgewacht door engelen en overleden vrienden. Gelooft u het? Zuurstofgebrek in de hersenen kan tot allerlei dingen leiden, vast ook tot mooie visioenen, maar die maken je hersenen wel zelf, met hun laatste krachten.

De dood ís niet mooi en leidt tot niets. De dood kan je overvallen, als een dief in de nacht, volgens de zegswijze. En je hebt er niets aan. Je kunt er niet eens op terugzien.

En u en mij kan het dus ook overkomen. Of X., als hij 's nachts zijn donzen borstje behaaglijk tegen uw rug aanschurkt. Of Y., die niets liever wil dan dat u met uw hardgeworden mannelijkheid in zijn achteruitgang op en neer beweegt. Het is zelfs heel wel mogelijk dat het tíjdens die activiteit gebeurt. Staat u daar maar eens bij stil, vannacht...

 

En verder, laat u niet kisten. Leef het leven, het wordt lente. De dood loert weliswaar achter iedere uitbottende boom, maar leef, heb lief en uit u. Want voor de spreekwoordenkenners onder u verwijs ik graag nog eens naar die aloude wijsheid: wie van zijn hart een moordkuil maakt, valt er zelf in. Niet doen dus.

 

nieuwste column overzicht