WIE DE JEUGD HEEFT  (februari 1995)

over jongeren

"Jeugd is een mooi ding, maar helaas niet besteed aan jonge mensen", zoals Oscar Wilde eens opmerkte (de vertaling is vrij en ik citeer uit mijn hoofd). Nu is het eigen aan oude mensen dat ze ofwel onophoudelijk mopperen over de jeugd of zich er zeer toe aangetrokken voelen. Soms zózeer, dat de liefde, als ze niet beantwoord wordt, overgaat in verbittering.

Niets van dat al bij mij. Na mijn vorige column ligt de jeugd aan mijn voeten. Ik kom om in de jonge blonde, bruine, zwarte en vooral roodharige paardestaarten die zich aan de poorten van mijn landgoed melden en ik herhaal het maar weer eens, al is het misschien ten overvloede: wie nog niet zindelijk is, komt d'r niet in! Jong is leuk, maar er zijn grenzen.

 

Onlangs mocht ik het genoegen smaken in een trein, die vanwege het comité 4 en 5 mei door Nederland rijdt, met twee groepen jongeren te spreken. Het moest gaan over artikel 1 van de grondwet, waarin staat dat allen die zich in Nederland bevinden in gelijke gevallen gelijk behandeld dienen te worden. Weliswaar worden homoseksuelen daarin niet genoemd, maar het gaat niet alleen maar over discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras of geslacht. Wij vallen onder de formulering "of op welke grond dan ook", en sprekender kan niet vertolkt worden hoe moeilijk sommige politici het nog met ons hebben.

En niet alleen de politici. De tentoonstelling in de trein wierp zich met volle overgave op de jodenvervolging in de tweede wereldoorlog en behandelde vervolgens, om het allemaal wat actueler te maken, vooral de problematiek van jongens- en meisjesrollen en de situatie van de allochtonen in Nederland. Homo's deden niet mee, in de trein, en zelfs de frisse studenten (m/v) die voor een paar studiepunten de scholieren door de coupés joegen en hun indringende vragen voorlegden, hadden daar niet aan gedacht.

"Maar jij zat daar toch?", zult u opmerken. Inderdaad, en dat ik niet als homo maar als schrijver gevraagd was, doet daar niets aan af.

 

De twee groepen die ik mocht toespreken over de vrijheid van de schrijver (en daarna, maar dat was eigen initiatief, over homoseksualiteit) bevatten een hoog aantal allochtonen. De tweede groep bestond uit vijftien- à zestienjarige LEAO-scholieren en de eerste was een klas twaalf- à dertienjarigen van het LAVO, onderwijssoorten die vermoedelijk niet de grootste denkers van deze eeuw zullen voortbrengen. En vanuit een minimaal historisch gefundeerd maar toch vooral diepgeworteld en irrationeel vooroordeel, vreesde ik het ergste, vooral van de Marokkaanse en Turkse jongens.

De LAVO-groep had zich voorbereid op een gesprek met vertegenwoordigers van het voormalige verzet, maar door een organisatorisch misverstand kwam ze bij mij uit. Na een korte inleiding liet ik de brave kinderen maar eens raden tot welke misschien wel eens gediscrimineerde groep ik zou kunnen behoren. Maar wat ze ook gisten ("ABN-sprekenden" was zo ongeveer het verwerpelijkste wat ze konden produceren) op de verdenking van homoseksualiteit kwam niemand. En toen ik het ze meldde, ontstond er geen nerveus gegiechel, geen misplaatste grappenmakerij of iets anders verdachts. Integendeel, de goede, openhartige en gerichte vragen rolden er zo uit, en er ontstond zowaar een gesprek zoals ik me van vroegere voorlichtingen (en ik deed er vele honderden) nauwelijks kon herinneren.

 

De LEAO-klas was al nauwelijks anders. De leerlingen waren voorbereid en stootten meteen door naar het interessantste onderwerp: homo zijn. En vooral de allochtone jongens lieten niet na hun steentje bij te dragen en te benadrukken dat iedereen zijn eigen keuzes moest maken en dat ze vóor ieders gelijkberechtiging waren. En dat terwijl ik van zulke groepen gewend was dat de meisjes het hoogste woord hadden en de jongens wat besmuikt zaten te zwijgen.

 

Ik raakte die middag twee vooroordelen kwijt. Ten eerste dat de jeugd ongeïnteresseerd zou zijn, onverschillig en alleen belangstellend in materiële zaken. En ten tweede dat allochtone jongens vooral macho zouden zijn en anti-homo.

Toegegeven, de scholieren kwamen uit Arnhem en Nijmegen, en in Amsterdam zal het allemaal wel weer veel erger zijn. Maar Allahzijdank zetten bijna alle kinderen, wit of zwart, zich op gezonde wijze af tegen de vastgeroeste meningen van hun ouders. Katholiek of Islamiet, fundamentalistisch of niet, af en toe wordt er nagedacht tegen alle tradities van de paplepel in.

Soms is het leven net een speelfilm: "Laat de jeugd maar tot mij komen". In kleur. Vanaf zestien jaar.

 

nieuwste column overzicht